ECLI:NL:GHLEE:2006:AV1835

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 560/04 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herinvesteringsreserve bij vervreemding van inventaris en stakingsaftrek

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 10 februari 2006, staat de vraag centraal of de boekwinst die is behaald bij de vervreemding van de inventaris van een cafébedrijf kan worden ondergebracht in de herinvesteringsreserve. De belanghebbende, mevrouw X, had bezwaar aangetekend tegen de aanslagen in de inkomstenbelasting en de premies voor volksverzekeringen, die waren opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De aanslagen betroffen het jaar 2002, waarin de belanghebbende een belastbaar inkomen had van € 20.623,- en een boekwinst van € 24.545,- bij de vervreemding van de inventaris.

De belanghebbende stelde dat de boekwinst in de herinvesteringsreserve kon worden ondergebracht, terwijl de inspecteur dit ontkende. Het hof oordeelde dat de herinvesteringsreserve niet kan worden toegepast over de stakingsgrens heen, zoals blijkt uit de parlementaire behandeling van artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De belanghebbende had aangevoerd dat zij voornemens was om zich opnieuw als zelfstandig ondernemer te vestigen, maar het hof oordeelde dat dit niet kon leiden tot de conclusie dat er geen staking van de onderneming was.

Het hof verklaarde het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk voor zover het betrekking had op de niet gedane uitspraak inzake de premie WAZ en verklaarde het beroep verder ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige belastingkamer, waarbij de proceskosten niet werden toegewezen. De beslissing werd op 15 februari 2006 per aangetekende post aan beide partijen verzonden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 560-04 10 februari 2006
Uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden, eerste meervoudige belastingkamer, op het beroep van mevrouw X te Z
(: belanghebbende) tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Noord kantoor Emmen (: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (: IB/PH), de aanslag in de premie Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (: WAZ) en de aanslag in de premie Ziekenfondswet (: ZFW) voor zelfstandigen, steeds over het jaar 2002.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1 Met dagtekening 20 april 2004 zijn aan de belanghebbende voor het jaar 2002 bovengenoemde aanslagen opgelegd naar respectievelijk een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet inkomstenbelasting 2001 (: Wet IB) van € 20.623,-, een premie-inkomen WAZ van € 6.294,- en een ZFW-grondslag van € 19.268,-.
1.2 Belanghebbende heeft tegen voormelde aanslagen tijdig een bezwaarschrift ingediend. De inspecteur heeft bij de bestreden uitspraken van 25 mei 2004 belanghebbendes bezwaren ten aanzien van de IB/PH en de premie ZFW ongegrond verklaard. Ten aanzien van het bezwaar tegen de premie WAZ heeft hij geen uitspraak gedaan omdat de WAZ grondslag toch al nihil was.
1.3 Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken een beroepschrift (met bijlagen) ingediend dat op 2 juli 2004 bij het gerechtshof is ingekomen. Van de inspecteur is op 14 oktober 2004 een verweerschrift (met bijlagen) ontvangen.
1.4 De zaak is behandeld ter zitting van 19 december 2005, gehouden te Leeuwarden. Aldaar is verschenen namens de inspecteur de heer A. De griffier heeft belanghebbendes gemachtigde bij aangetekende brief met handtekening retour uitgenodigd voor de zitting met kennisgeving van plaats, dag en uur van de mondelinge behandeling. De griffier heeft verklaard dat de retourkaart getekend terug is gekomen. De gemachtigde is niet verschenen.
De inspecteur heeft op verzoek van de griffier bij brief van 20 januari 2006 nog de voorlopige aanslag premie WAZ, de aanslag in de premie WAZ en de aanslag in de premie ZFW ingezonden. Om reden van proceseconomie zijn deze niet naar belanghebbende gezonden. Aangenomen moet immers worden dat zij deze stukken kent.
1.5 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen het volgende vast.
2.1 Belanghebbende is geboren op 8 augustus 1957 en was het gehele jaar gehuwd.
2.2 Belanghebbende oefende in Z op het adres a-straat 119a een cafébedrijf uit onder de naam "B".
2.3 De uitoefening van dit bedrijf vond plaats in een gehuurd pand.
2.4 De onderneming was gestart op 2 februari 1999 en werd beëindigd op 31 december 2002.
2.5 Bij de staking van het bedrijf werd bij de vervreemding van de inventaris een boekwinst behaald van € 24.545,-.
2.6 Staking van de onderneming vond niet plaats als gevolg van overheidsingrijpen.
2.7 Het belastbare inkomen over 2002 is als volgt berekend.
In de aangifte is vermeld:
Winst uit onderneming € 10.223,-
Correcties inspecteur
a. geen herinvesteringsreserve toegestaan € 24.545,-
b. stakingsaftrek door belanghebbende
bijgeteld in plaats van afgetrokken;
correctie 2 x € 7.987,- ofwel neg. € 15.974,-
c. geen startersaftrek € 1.829,-
vastgesteld belastbaar inkomen
uit werk en woning € 20.623,-.
3. Het geschil en standpunten van partijen
3.1 Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de hiervoor onder 2.5 genoemde boekwinst bij de vervreemding van de inventaris in de in 2.7 onder a genoemde herinvesteringsreserve kan worden ondergebracht.
3.2 Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.
3.3 Voor een nadere onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Het hof is van oordeel, gelet op het onder 2.4 en 2.5 vermelde, in onderling verband en samenhang beschouwd, dat aangenomen moet worden dat belanghebbende haar onderneming, welke zij dreef onder de naam "B”, op 31 december 2002 heeft gestaakt.
4.2 De herinvesteringsreserve kan, anders dan belanghebbende meent, niet worden toegepast over de stakingsgrens heen. Dit is duidelijk bij de parlementaire behandeling van artikel 3.54 Wet IB naar voren gekomen.
4.3 Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij voornemens was en is om - zodra zich een verantwoord soort van handel voordoet - zich wederom als zelfstandig ondernemer te vestigen en dat zij zich georiënteerd heeft op de verkoop van zogenoemde 'grote' kledingmaten. Deze stelling, wat daar overigens van zij, kan er echter niet toe leiden dat geen staking zou moeten worden aangenomen.
4.4 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor zover het betrekking heeft op de (niet gedane) uitspraak inzake de premie WAZ en overigens ongegrond moet worden verklaard.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het hof verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op de (niet gedane) uitspraak inzake de premie WAZ en verklaart het beroep overigens ongegrond.
Gedaan op 10 februari 2006 door mr. H.S. Pruiksma, vice-president en voorzitter, mr. J. Huiskes en mr. G.M. van der Meer, raadsheren, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Op 15 februari 2006 afschrift per aangetekende post
verzonden aan beide partijen.