ECLI:NL:GHLEE:2006:AV2093

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-000730-05
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Lahuis
  • A. Kalsbeek
  • M. van der Woude
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen jegens slapende vrouw na feestje met alcoholgebruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 8 februari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is beschuldigd van ontuchtige handelingen jegens een slapende vrouw, waarbij zij zich in een toestand van verminderd bewustzijn bevond. De feiten zijn als volgt: na een feestje, waar alcohol werd genuttigd, is de aangeefster gaan slapen in haar slaapkamer. De verdachte is midden in de nacht bij haar in bed gaan liggen en heeft ontuchtige handelingen verricht. Het hof overweegt dat de aangeefster door alcoholgebruik in een staat verkeerde waarin zij haar wil niet kon bepalen of kenbaar maken. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.

Het hof heeft de ernst van het feit in overweging genomen, waarbij het opmerkt dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zou zijn. Echter, het hof houdt rekening met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, zoals de feeststemming en het alcoholgebruik. De verdachte heeft ter zitting blijk gegeven van inzicht in de ernst van zijn daad en lijdt onder de schaamte daarvoor. Bovendien blijkt uit het justitieel documentatieregister dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.

Gelet op deze omstandigheden heeft het hof besloten om de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte vrijsprak van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000730-05
Arrest van 8 februari 2006 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Leeuwarden van 17 maart 2005 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. P.A. van der Vliet, advocate te Heerenveen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank te Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen.
Het hof heeft ter terechtzitting de tenlastelegging gewijzigd overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal. Een fotokopie van die vordering is aan dit arrest gehecht.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte van het primair ten laste gelegde vrij zal spreken en ter zake het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast indien de verdachte de werkstraf niet naar behoren zou verrichten.
Bewezenverklaring
(zie de aangehechte, uitgestreepte tenlastelegging)
Ten aanzien van het bewijs overweegt het hof als volgt. Uit de aangifte bij de politie en uit de verklaring van aangeefster ter terechtzitting blijkt dat zij na enig alcoholgebruik is gaan slapen in het voor haar en haar echtgenoot bestemde slaapvertrek. Haar slaap werd verstoord doordat er iemand naast haar lag. Ter zitting in hoger beroep heeft aangeefster aangegeven dat zij in een roes verkeerde. Hieruit leidt het hof af dat aangeefster op dat moment verkeerde in een toestand tussen waakzaamheid en bewusteloosheid oftewel in staat van verminderd bewustzijn (Kamerstukken I 2001/02, 27 745, 299b, blz. 11).
Uit de omstandigheid dat verdachte midden in de nacht het slaapvertrek van aangeefster is binnengegaan en bij haar in bed is gaan liggen terwijl hij haar moet hebben zien liggen in slaaphouding, leidt het hof af dat verdachte daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn slachtoffer in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheid dat verdachte zich het gebeurde achteraf niet meer kan herinneren, brengt niet met zich mee dat er geen sprake van (voorwaardelijk) opzet kan zijn nu opzet wordt vastgesteld aan de hand van objectieve factoren.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair: Met iemand die in staat van verminderd bewustzijn verkeert buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Verdachte is bij een slapende vrouw in bed gaan liggen en heeft vervolgens ontuchtige handelingen jegens haar gepleegd, terwijl zij onvoldoende in staat moet worden geacht op dat moment haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken. Het hof overweegt met betrekking tot de ernst van het feit, enerzijds dat ter bestraffing van het bewezen verklaarde in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zou zijn.
Anderzijds heeft het hof er rekening mee gehouden dat het bewezenverklaarde is gepleegd na een feestje, waar een jolige stemming heerste en alcohol werd genuttigd. De sfeer was los en er was sprake van fysieke aanraking door verdachte maar ook door anderen. Verder werden er seksueel getinte opmerkingen gemaakt. Door verdachte is die avond meer gedronken dan voor hem normaal was. Hierdoor is verdachte ontremd geraakt en heeft hij uiteindelijk het bewezen verklaarde delict gepleegd. Verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven dat hij de ernstige laakbaarheid en strafwaardigheid van zijn daad inziet en dat hij lijdt onder de schaamte daarvoor. Voorts blijkt uit een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 12 december 2005 dat verdachte niet eerder ter zake van enig strafbaar feit met justitie in aanraking is geweest. Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat in casu kan worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden ;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Lahuis, voorzitter, mr. Kalsbeek en mr. Van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. Van Jaarsveld als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.