ECLI:NL:GHLEE:2006:AV4115

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rolnummer 0400472
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • Z. Zuidema
  • H. Hidma
  • A. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing schadevergoeding na bedrijfsongeval

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen, waarin zijn vordering tot schadevergoeding na een bedrijfsongeval werd afgewezen. Het ongeval zou hebben plaatsgevonden op 27 november 1997, terwijl [appellant] in dienst was bij Teijin Twaron B.V. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van [appellant] afgewezen, omdat hij niet voldoende bewijs had geleverd voor het causale verband tussen het ongeval en de schade die hij claimde.

In hoger beroep heeft [appellant] een gespecificeerd bewijsaanbod gedaan met betrekking tot het ongeval, maar het hof constateert dat er geen bewijsaanbod is gedaan voor het causale verband tussen het ongeval en de gevorderde schade. Het hof oordeelt dat het aan [appellant] is om dit bewijs te leveren, maar dat hij hierin niet is geslaagd. Hierdoor kan het hof niet anders dan de vordering van [appellant] af te wijzen.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep. De kosten worden begroot op Euro 241,-- aan verschotten en Euro 894,-- aan salaris voor de procureur. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de kostenveroordeling direct moet worden nagekomen, ongeacht eventuele verdere procedures.

Uitspraak

Arrest d.d. 8 maart 2006
Rolnummer 0400472
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr W.M. Veldjesgraaf,
tegen
Teijin Twaron B.V.,
gevestigd te Emmen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Teijin,
procureur: mr J.V. van Ophem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 20 augustus 2003 en 25 februari 2004 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij (herstel)exploot van 13 september 2004 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 25 februari 2004 met dagvaarding van Teijin tegen de zitting van 20 oktober 2004
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"Appellant vraagt het gerechtshof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank Assen, sector Kanton locatie Emmen gewezen op 25 februari 2004 onder zaak-\rolnummer: 19678 CV EXPL\03-1610 tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde, te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, geïntimeerde te veroordelen tot betaling van:
a. de vergoeding van de door eiser geleden en nog te lijden schade, waaronder verlies aan arbeidsvermogen, economische kwetsbaarheid en geleden en nog te lijden immateriële schade als gevolg van een aan eiser op 27 november 1997 overkomen bedrijfsongeval alsmede de vergoeding van de door eiser gemaakte en nog te maken kosten, deze schade en kosten nader op te maken bij staat en ter vereffenen volgens de Wet;
b. de wettelijke rente over sub a genoemde bedragen vanaf 27 november 1997 tot de dag der algehele voldoening;
c. een bedrag ad Euro 2.000,00 als verschot op de vergoeding van de schade van eiser;
d. de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep
e. een bedrag van Euro 450,00 aan door te restitueren proceskosten in eerste aanleg die appellant heeft betaald."
Bij memorie van antwoord is door Teijin verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, zonodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden, te bevestigen het vonnis van de Rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Emmen d.d. 25 februari 2004 onder zaak-\rolnummer: 119678 CV EXPL 03-1610 tussen partijen gewezen, met veroordeling van appellant in de kosten in beide instanties."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft vijf grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 van genoemd vonnis 25 februari 2004 is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
2. Kort weergegeven gaat het in dezen om het navolgende:
2.1 [appellant] heeft gesteld in 1997 een bedrijfsongeval te hebben gehad, toen hij in dienstverband werkzaam was bij Teijin. Hij heeft gevorderd Teijin te veroordelen tot vergoeding van de schade welke hij tengevolge van het ongeval heeft geleden.
2.2 Na door Teijin gevoerd verweer heeft de kantonrechter deze vordering afgewezen.
3. [appellant] heeft op grond van art. 7:658 lid 2 BW schadevergoeding gevorderd, stellende dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Teijin. Teijin heeft ontkend dat het door [appellant] gestelde ongeval tijdens diensttijd heeft plaatsgevonden. Teijin heeft voorts betwist dat er sprake is van causaal verband tussen het beweerdelijk plaatsgevonden hebbende ongeval en de polsklachten waar [appellant] beweerdelijk last van heeft.
4. Nu Teijin gemotiveerd de juistheid heeft weersproken van de door [appellant] gestelde feiten, op de rechtsgevolgen waarvan deze zich heeft beroepen, dient [appellant] op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv te bewijzen dat hem in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Teijin een ongeval is overkomen en dat er oorzakelijk verband bestaat tussen de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd (het polsletsel en de gevolgen daarvan) en dat ongeval .
5. Het hof moet constateren dat [appellant] in hoger beroep wel een gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan met betrekking tot het hem op 27 november 1997 beweerdelijk overkomen bedrijfsongeval, maar dat een bewijsaanbod terzake van het causale verband tussen dat ongeval en de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, in hoger beroep in het geheel niet voorligt. Nu het hof geen termen aanwezig acht [appellant] ambtshalve met dat bewijs te belasten, brengt een en ander mede dat aan de stellingen die [appellant] aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, dient te worden voorbij gegaan, zodat moet worden geconcludeerd dat die vordering terecht is afgewezen.
6. De grieven treffen derhalve, wat daar verder ook van zij, geen doel.
De slotsom.
7. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Teijin tot aan deze uitspraak op Euro 241,-- aan verschotten en Euro 894,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest, voor wat de kostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs Mollema, voorzitter, Zuidema en Hidma, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 8 maart 2006.