Arrest d.d. 8 maart 2006
Rolnummer 0500059
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. Cafe Land van Belofte V.O.F.,
gevestigd te Groningen,
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats],
3. [appellant 3],
wonende te [woonplaats],
4. [appellant 4],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk en in enkelvoud te noemen: Land van Belofte V.O.F.,
procureur: mr P.R. van den Elst,
De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid,
Het A-kwartier,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: de Vereniging,
procureur: mr J.F. Rouwé-Danes.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 3 november 2004 door de rechtbank te Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 18 januari 2005 is door Land van Belofte V.O.F. hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van de Vereniging tegen de zitting van 2 februari 2005.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad het op 3 november 2004 door de Rechtbank Groningen tussen partijen gewezen vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende alsnog:
I. Voor recht te verklaren dat geïntimeerde jegens appellanten toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld waardoor appellanten schade hebben geleden, en;
II. Geïntimeerde te veroordelen om aan appellanten tegen kwijting te betalen de schade als gevolg van het onrechtmatig handelen, welk schadebedrag nader zal worden opgemaakt bij staat, en;
III. Geïntimeerde te veroordelen om de inhoud van het bericht in het Dagblad van het Noorden van 21 december 2002, onder de kop: "A-kwartier wil nu helemaal van hoeren af", te rectificeren, in dier voege dat de tekst "Het gebied tussen de Visserstraat en Noorderhaven dreigt ondanks de legalisatie van raamprostitutie een no go area te worden. Joegoslaven en Turken strijden bijna openlijk met wapens om de heerschappij." Ondubbelzinnig wordt gerectificeerd door middel van de rectificatietekst "De vereniging A-kwartier heeft onrechtmatig jegens v.o.f. "Cafe het Land van Belofte" gehandeld, door te stellen dat het gebied tussen Vissersstraat en Noorderhaven ondanks de legalisatie van raamprostitutie een no go area dreigt te worden en dat Joegoslaven en Turken bijna openlijk met wapens om de heerschappij strijden. Van de juistheid van deze bewering van de vereniging is niet gebleken en ten onrechte heeft de vereniging deze conclusie getrokken", althans door middel van een rectificatietekst door het Gerechtshof in goede justitie te bepalen, welke rectificatietekst in opdracht en voor rekening van geïntimeerden openbaar wordt gemaakt in het Dagblad van het Noorden, onder verbeurdverklaring van een dwangsom van Euro 1.000,00 per dag of dagdeel dat geïntimeerde drie dagen na betekening van het in deze te wijzen arrest in gebreke blijft, opdracht te geven tot openbaarmaking van de rectificatietekst in voornoemde zin, en;
IV. Om geïntimeerde te veroordelen om al hetgeen appellanten ter uitvoering van het bestreden vonnis aan geïntimeerde heeft voldaan aan appellanten terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling tot de dag van terugbetaling met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Land van Belofte V.O.F. heeft een memorie van grieven genomen.
Bij memorie van antwoord is door de Vereniging verweer gevoerd met als conclusie:
"De Vereniging verzoekt Uw Hof het vonnis waarvan beroep te bekrachtigen, zonodig met verbetering van de gronden, en de daartegen door [appellanten] aangevoerde grieven af te wijzen, dit met veroordeling van [appellanten] in de kosten van dit hoger beroep."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Land van Belofte V.O.F. heeft twee grieven opgeworpen.
1. Nu tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank in r.o. 1 van het beroepen vonnis geen grieven zijn gericht noch daartegen anderszins bezwaar is aangevoerd, zal ook het hof van deze feiten uitgaan.
2. Kort weergegeven heeft Land van Belofte V.O.F. aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de Vereniging onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld als gevolg waarvan schade is geleden. Dienaangaande heeft Land van Belofte V.O.F. (in hoofdzaak) een verklaring van recht gevorderd, alsmede vergoeding van de dientengevolge geleden schade, op te maken bij staat. Daarnaast heeft Land van Belofte V.O.F. rectificatie door de Vereniging gevorderd.
3. Grief 1 bevat de klacht dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het handelen van de Vereniging niet als onrechtmatig kan worden gekwalificeerd. Grief 2 bevat geen zelfstandige inhoud.
4. Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat thans, in hoger beroep, duidelijk is geworden dat de grondslag van de vordering van Land van Belofte V.O.F. - in essentie, en zakelijk weergegeven - berust op de stelling dat de Vereniging haar en haar vennoten ten onrechte in hun eer en goede naam heeft aangetast, door hen te beschuldigen van (verdenkingen van) strafbare feiten dan wel betrokkenheid bij criminele activiteiten
5. Het hof overweegt dienaangaande dat in de gewraakte publicatie door de Vereniging slechts in algemene termen wordt gesproken van "Turken" en "Joegoslaven", zonder dat daarbij enige directe of indirecte aanwijzing in de richting van Land van Belofte V.O.F. of haar vennoten wordt gegeven. Immers ontbreekt elke verwijzing naar de persoon van de vennoten van Land van Belofte V.O.F., te weten [appellanten 2, 3 en 4], en evenmin is er sprake van een verwijzing naar de door Land van Belofte V.O.F. geëxploiteerde horecagelegenheden, en zelfs niet naar horecagelegenheden in het betrokken gebied in het algemeen.
6. Het enkele feit dat Land van Belofte V.O.F. een aantal horacagelegenheden exploiteert in het gebied tussen Visserstraat en Noorderhaven en zich dientengevolge "ruim vertegenwoordigd" acht in het A-kwartier (zie punt 5 memorie van grieven), terwijl de beherend vennoten van Land van Belofte V.O.F. van Turkse afkomst zijn, is - zonder nadere redengeving die evenwel ontbreekt - ontoereikend om daarop de conclusie te gronden dat bij het publiek en/of de bezoekers van de betreffende horecagelegenheden als gevolg van de gewraakte publicatie kenbaar de indruk is gewekt dat de Vereniging - sprekend over Turken en Joegoslaven - daarmede het oog had op Land van Belofte V.O.F., haar vennoten en/of de door haar geëxploiteerde horecagelegenheden. De conclusie uit het voorgaande is mitsdien dat de gewraakte uitlating dermate algemeen is dat er onvoldoende grond bestaat om vanwege het (enkele) feit dat de vennoten van Land van Belofte V.O.F. van Turkse afkomst zijn, de publicatie van de Vereniging jegens Land van Belofte V.O.F. (met inbegrip van haar vennoten) onrechtmatig te achten.
7. Het hof overweegt hierbij voorts nog dat Land van Belofte V.O.F. niet heeft weersproken dat het incident, naar aanleiding waarvan de Vereniging zich heeft uitgelaten in de gewraakte publicatie, en dan met name de constatering dat "Joegoslaven en Turken (...) bijna openlijk met wapens (strijden) om de heerschappij" in het betrokken gebied, zich feitelijk inderdaad heeft voorgedaan, over welk voorval in de pers in vergelijkbare bewoordingen is gepubliceerd (zie productie 9 bij conclusie van antwoord in prima). Mitsdien is ook in dit opzicht de gewraakte publicatie van de Vereniging, die aan genoemd voorval refereert, niet onrechtmatig. Nu aldus reeds niet kan worden geoordeeld dat de publicatie als zodanig als onrechtmatig moet worden bestempeld, ontbreekt verder elke grond aan de door Land van Belofte V.O.F. gewenste (nadere) toetsing van de publicatie van de Vereniging aan de in de jurisprudentie van de Hoge Raad gevormde zorgvuldigheidscriteria. Hiermede is het belang van Land van Belofte V.O.F. bij grief 1 uitgeput.
8. Ten aanzien van de door Land van Belofte V.O.F. ad I gevorderde verklaring van recht en de ad II gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure, overweegt het hof - in het licht van het voorgaande ten overvloede - nog als volgt. Indien er - thans veronderstellenderwijs - van uitgegaan zou moeten worden dat grief 1 doel zou treffen, brengt de devolutieve werking van het appel mede dat alsdan zou dienen te worden ingegaan op het verweer van de Vereniging, inhoudende dat Land van Belofte V.O.F. heeft verzuimd om concrete feiten of omstandigheden te stellen waaruit zou kunnen voortvloeien dat aan haar zijde schade is opgekomen, alsmede dat deze schade het gevolg is van het handelen van de Vereniging, zulks nu de Vereniging in het hoger beroep geen van haar stellingen en weren van de eerste aanleg heeft prijsgegeven.
9. Ofschoon de Vereniging reeds bij conclusie van antwoord (punten 17 en 19) heeft aangevoerd dat niet is voldaan aan de vereisten van "schade" en "causaal verband" en dit standpunt naderhand heeft gehandhaafd, heeft Land van Belofte V.O.F. bij conclusie van repliek volstaan met de blote opmerking dat "aannemelijk " is dat sprake is van schade, en wel niet alleen van vermogensschade doch ook van ideële schade in de zin van art. 6:106 BW. Een nadere feitelijke onderbouwing ontbreekt evenwel geheel. Ook in het hoger beroep heeft Land van Belofte V.O.F. de door haar aannemelijk geachte schade niet op enigerlei wijze feitelijk nader onderbouwd, waar zij heeft volstaan met een verwijzing naar het door haar gedane bewijsaanbod zoals neergelegd in de inleidende dagvaarding.
10. In punt 17 van laatstgenoemd stuk heeft Land van Belofte V.O.F. zich beperkt tot de stelling - kortweg - dat aannemelijk is dat als gevolg van het handelen van de Vereniging, de bezoekersaantallen van de door haar geëxploiteerde horecagelegenheden zijn gedaald, waarmee het causaal verband volgens Land van Belofte V.O.F. tevens genoegzaam vast staat. In punt 21 van de inleidende dagvaarding biedt Land van Belofte V.O.F. het bewijs aan (mede) van het causaal verband en de hoogte van de schade door middel van een deskundigenbericht.
11. Met de Vereniging is het hof van oordeel dat Land van Belofte V.O.F. - ook in hoger beroep - geen toereikende feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die - indien zij vast zouden staan - kunnen leiden tot het oordeel dat aannemelijk is dat aan de zijde van Land van Belofte V.O.F. schade in enigerlei vorm is opgekomen, alsmede dat deze schade, zo al aanwezig, het causale gevolg is van enig aan de Vereniging toe te rekenen handelen. Mitsdien is voor het geven van een - op het ontstaan van schade gerichte - declaratoire uitspraak geen plaats, en ontbreekt eveneens de grondslag tot het veroordelen van de Vereniging tot schadevergoeding, op te maken bij staat.
12. Aan het boven gegeven oordeel kan het voorstel van Land van Belofte V.O.F. om een deskundige te benoemen die zich uit laat over (omvang van) schade en causaal verband, niet afdoen. Immers, voor het benoemen van een deskundige is eerst plaats indien de eisende partij op gemotiveerde wijze feiten en omstandigheden ter staving van haar stelling heeft aangevoerd, waarna de wederpartij zulks gemotiveerd weerspreekt, terwijl het een kwestie betreft waaromtrent de rechter deskundige voorlichting behoeft. De benoeming van een deskundige strekt er immers niet toe om een van partijen door middel van het deskundigenbericht te voorzien van argumenten om haar stellingen te onderbouwen.
13. Voor zover het mitsdien gaat om hetgeen Land van Belofte V.O.F. in haar petitum ad I (het declaratoir) en ad II (de verwijzing naar de schadestaatprocedure) heeft gevorderd, kan grief 1 ook op bovengenoemde gronden niet leiden tot toewijzing van gevorderde, en dient de door de rechtbank gesproken afwijzing te worden bekrachtigd.
14. Nu geen van de grieven tot vernietiging van het beroepen vonnis kan leiden, zal dat vonnis worden bekrachtigd, onder veroordeling van Land van Belofte V.O.F. in de kosten van het hoger beroep (1 punt in tarief II).
15. Hetgeen partijen verder nog te berde hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds vervat dan wel als niet terzake dienende, buiten bespreking blijven.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis d.d. 3 november 2004, waarvan beroep;
veroordeelt Land van Belofte V.O.F. in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Vereniging te begroten op Euro 291,-- aan verschotten en Euro 894,-- voor salaris.
Aldus gewezen door mrs Knijp, voorzitter, De Bock en Janse, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 8 maart 2006.