ECLI:NL:GHLEE:2006:AV4833

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-001991-05
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Koolschijn
  • A. Koers-van der Linden
  • M. Stamhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens mishandeling van opsporingsambtenaar en niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 3 maart 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te Assen. De verdachte was eerder vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van een opsporingsambtenaar, gepleegd op of omstreeks 18 mei 2004 te Hoogeveen. De verdachte had de opsporingsambtenaar een kopstoot gegeven tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie. De dagvaarding met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde mishandeling werd nietig verklaard. In het hoger beroep werd de verdachte opnieuw beschuldigd van mishandeling, maar het hof oordeelde dat deze beschuldiging betrekking had op hetzelfde feit als de eerdere vrijspraak. Gelet op artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, dat het ne bis in idem-beginsel regelt, kon de verdachte niet opnieuw worden vervolgd voor hetzelfde feit. Het hof verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging. De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij de vrijspraak van de verdachte werd bevestigd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001991-05
Arrest van 3 maart 2006 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Assen van 11 oktober 2005 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.S. Muntinga, advocaat te
Hoogeveen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank te Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof een preliminair verweer gevoerd, inhoudende dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging vanwege het in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht neergelegde "ne bis in idem-beginsel", zoals in de aan het hof overgelegde pleitnotitie (met bijlagen) nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft naar aanleiding van voormeld verweer gevorderd, dat het hof het verweer zal verwerpen en het openbaar ministerie ontvankelijk zal verklaren in de vervolging, omdat geen sprake is van "ne bis in idem", zoals in de aan het hof overgelegde conclusie nader toegelicht.
Met betrekking tot voormeld preliminair verweer overweegt het hof als volgt.
Bij onherroepelijk geworden arrest van dit hof van 21 juli 2005 onder parketnummer 24-000332-05 is verdachte vrijgesproken van - kort gezegd - de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, gepleegd op of omstreeks 18 mei 2004 te Hoogeveen, van de opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe [opsporingsambtenaar] gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, bestaande uit het geven van een kopstoot in het gezicht van die [opsporingsambtenaar]. Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde mishandeling van die [opsporingsambtenaar], is de dagvaarding nietig verklaard.
In de onderhavige zaak is aan verdachte ten laste gelegd - kort gezegd - mishandeling, gepleegd op of omstreeks 18 mei 2004 te Hoogeveen van de opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe [opsporingsambtenaar] gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, bestaande uit het geven van een kopstoot, waardoor die ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De (opnieuw) ten laste gelegde mishandeling betreft hetzelfde feitelijk gebeuren als de poging tot zware mishandeling ter zake waarvan verdachte was vrijgesproken. Mitsdien kan verdachte, gelet op artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht daarvoor niet andermaal worden vervolgd. Het hof zal daarom het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Koolschijn, voorzitter, mr. Koers-van der Linden en mr. Stamhuis, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Stamhuis voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.