ECLI:NL:GHLEE:2006:AV5909
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Mollema
- A. Streppel
- J. Keur
- Rechtspraak.nl
Onvoldoende stevigheid van vouw- en schuifwandconstructie leidt tot ondeugdelijkheid
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, stond de vraag centraal of de bovenconstructie van de vouw- en schuifwand ten behoeve van Garage Caspers te Groningen te licht was, wat leidde tot doorhangen van de deuren en de ondeugdelijkheid van de constructie. Het hof deed uitspraak op 15 maart 2006, waarbij het vonnis van de rechtbank van 29 mei 1998 werd bekrachtigd en het vonnis van 18 mei 2001 werd vernietigd. De appellant, vertegenwoordigd door procureur mr. V.M.J. Both, had in eerste aanleg in conventie verloren en in reconventie een vordering ingesteld. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door procureur mr. M.R. Bartels, was in eerste aanleg eiser in conventie en verweerder in reconventie.
Tijdens de comparitie van partijen op 11 november 2005 werd een deskundige gehoord, die minder stellig was in zijn conclusies dan in zijn eerdere rapport. De deskundige merkte op dat de deuren slecht opengingen door een te krappe dagmaat, maar kon niet met zekerheid zeggen of de problemen voortkwamen uit de onderdorpel of de ophanging. Het hof concludeerde dat de grieven van de appellant geen verdere behandeling behoefden, omdat deze gebaseerd waren op dezelfde grondslag als zijn overige vorderingen.
Het hof oordeelde dat de kernvraag ontkennend moest worden beantwoord, wat betekende dat de toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de geïntimeerde niet was komen vast te staan. De vorderingen van de appellant werden integraal afgewezen, en de appellant werd veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukte de noodzaak van voldoende stevigheid in constructies en de gevolgen van ondeugdelijkheid voor de betrokken partijen.