ECLI:NL:GHLEE:2006:AV6307

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
500284
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Wachter
  • Garos
  • Laagland
  • Mollema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 22 maart 2006, betreft het een hoger beroep van een vrouw tegen een eerdere beschikking van de rechtbank te Leeuwarden. De vrouw verzocht om een verhoging van de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren in 2000. De rechtbank had eerder bepaald dat de man €120 per maand moest betalen, maar de vrouw stelde dat dit bedrag verhoogd moest worden naar €260 per maand. Het hof diende te beoordelen of bij de bepaling van de behoefte van het kind rekening moest worden gehouden met de aanwezigheid van twee andere kinderen uit een eerdere relatie van de vrouw.

Het hof oordeelde dat de Trema tabel, die als richtlijn dient voor de bepaling van de onderhoudsbehoefte van kinderen, niet onverkort toepasbaar was in deze situatie. De man was alleen onderhoudsplichtig voor het gezamenlijke kind en niet voor de andere twee kinderen. Het hof concludeerde dat de kostenverlagende invloed van de aanwezigheid van meerdere kinderen in een gezin alleen effect heeft als er voldoende inkomsten zijn om bij te dragen aan de gezamenlijke kosten. Aangezien de man geen onderhoudsplicht had voor de andere kinderen, werd de behoefte van het gezamenlijke kind vastgesteld op €235 per maand, rekening houdend met het netto gezinsinkomen van €1.532 per maand.

De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en het hof bepaalde dat de man met ingang van 4 januari 2005 €235 per maand moest betalen aan de vrouw voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind. De beslissing was uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de man direct moest beginnen met betalen, ongeacht eventuele verdere rechtszaken.

Uitspraak

Beschikking d.d. 22 maart 2006
Rekestnummer 0500284
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
toevoeging,
procureur mr B. Delhaye,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats man],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
toevoeging,
procureur mr A.A. Scholtmeijer.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 8 juni 2005 heeft de rechtbank te Leeuwarden de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige], geboren [in] 2000, met ingang van 4 januari 2005 bepaald op euro 120,-- per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 7 juli 2005, heeft de vrouw verzocht bij beschikking -voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad- de beschikking van de rechtbank te Leeuwarden van 8 juni 2005 te vernietigen en opnieuw rechtdoende de door de man te betalen bijdrage ten behoeve van de minderjarige te bepalen op euro 260-- per maand.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 5 augustus 2005, heeft de man het verzoek bestreden en verzocht de beschikking waarvan beroep in stand te laten en het door de vrouw in hoger beroep verzochte af te wijzen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
Ter zitting van 24 november 2005 is de zaak behandeld.
De beoordeling
Inleiding
1. Partijen hebben gedurende vijf jaar samengewoond. Uit hun relatie is [in] 2000 geboren [de minderjarige]. Deze is erkend door de man.
2. Op 4 januari 2005 heeft de vrouw zich tot de rechtbank te Leeuwarden gewend met een verzoekschrift, ertoe strekkende dat de man zal worden veroordeeld om als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] een bedrag van euro 260,-- per maand te betalen, bij vooruitbetaling door de man aan de vrouw te voldoen, met veroordeling van de man in de executiekosten indien deze door hem worden veroorzaakt.
3. De man heeft een verweerschrift ingediend tegen dit verzoek en zijnerzijds primair verzocht het verzoek van de vrouw af te wijzen en subsidiair dit verzoek in zoverre toe te wijzen dat de alimentatiebijdrage ten behoeve van [de minderjarige] wordt vastgesteld op een bedrag van ten hoogste euro 120,-- per maand, althans op een in goede justitie te bepalen bedrag.
4. Bij beschikking van 8 juni 2005 heeft de rechtbank beslist zoals hiervoor vermeld onder het geding in eerste aanleg. Het door de vrouw ingestelde hoger beroep richt zich tegen deze beschikking.
De ingangsdatum
5. Als ingangsdatum zal het hof -evenals de rechtbank- aanmerken de dag van indiening van het inleidend verzoekschrift, ofwel 4 januari 2005, nu daartegen geen grief is opgeworpen.
Het geschilpunt
6. Van het voormalige gezin van partijen maakten -naast [de minderjarige]- twee andere, niet uit de relatie van partijen geboren minderjarige kinderen van de vrouw deel uit.
Het enige geschilpunt van partijen betreft de vraag of bij toepassing van de Trema tabel "eigen aandeel kosten van kinderen" (hierna: de tabel) ter bepaling van de behoefte van [de minderjarige], rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van genoemde andere kinderen in het voormalige gezin van partijen.
De behoefte van [de minderjarige]
7. De kosten voor [de minderjarige] en voor de andere twee kinderen werden in de vroegere gezinssituatie van partijen voldaan uit het -door de man gegenereerde-gezinsinkomen. Op de man rust geen onderhoudsplicht jegens de andere twee uit eerdere relaties van de vrouw geboren kinderen, terwijl van hun vaders geen onderhoudsbijdrage werd en wordt ontvangen. De bedragen die ten behoeve van deze twee kinderen voorheen aan het gezinsinkomen werden onttrokken zijn na het uiteengaan van partijen voor het gezin van de vrouw weggevallen, zodat thans op geen enkele wijze meer wordt voorzien in de behoefte van deze kinderen.
8. Uitgangspunt bij de bepaling van de behoefte van kinderen is dat zij er door het uiteengaan van hun ouders in financieel opzicht niet op achteruit behoren te gaan. Van achteruitgang zal sprake zijn als zij na het uiteengaan van de ouders niet meer in staat zijn te leven op hetzelfde welvaartsniveau als voordien. De (maandelijkse) financiële behoefte van een kind kan dan ook worden gesteld op het bedrag dat voor handhaving van bedoeld welvaartsniveau nodig is. Om voor de bepaling van de onderhoudsbehoefte van kinderen een hanteerbare richtlijn te creëren is de Trema tabel "eigen aandeel kosten van kinderen" in het leven geroepen. Aan deze tabel ligt ten grondslag de veronderstelling dat het -uit de tabel af te leiden- bedrag dat voorheen in het gezin ten behoeve van een kind werd uitgegeven, het bedrag is dat dit kind ook na het uiteengaan van de ouders als onderhoudsbijdrage feitelijk behoeft om het welvaartsniveau van voordien te kunnen handhaven.
9. De tabel is gebaseerd op CBS-onderzoek naar hetgeen in gezinnen van een vergelijkbare omvang en met een vergelijkbaar inkomen aan kinderen pleegt te worden besteed. Hieruit blijkt onder meer dat naarmate er meer kinderen in een gezin zijn het totaalbedrag van hetgeen voor de kinderen wordt uitgegeven stijgt, maar dat niettemin de gemiddelde kosten per kind dalen. Het eigen aandeel van de ouders in die kosten daalt nog sterker, doordat de kinderbijslag -die van dit eigen aandeel nog wordt afgetrokken- per kind stijgt naarmate er meer kinderen zijn en naar mate zij ouder worden. Door deze effecten kan in gezinnen met meer kinderen het welvaartsniveau waarin de kinderen leven per saldo worden bekostigd met een lager bedrag per kind per maand dan voor ieder van hen nodig zou zijn indien zij het enige kind in het gezin zouden zijn.
10. Het hof acht de tabel in deze zaak niet onverkort toepasbaar, nu deze met name een richtlijn lijkt te geven voor gevallen waarin een partij onderhoudsplichtig is jegens alle kinderen in het (voormalige) gezin, terwijl in deze zaak de man slechts onderhoudsplichtig is jegens [de minderjarige]. Daarbij komt dat omtrent de onderhoudsbehoefte van de andere twee kinderen niets is gesteld of gebleken.
De vraag is of er niettemin aanleiding is om aansluiting te zoeken bij de tabel, door -zoals de man wil- eenderde van het in de tabel voor gezinnen met drie kinderen te vinden bedrag aan [de minderjarige] toe te rekenen als diens onderhoudsbehoefte, of -zoals de vrouw wil- door uit te gaan van de tabel voor gezinnen met één kind.
11. Van belang in deze is dat de kostenverlagende invloed die de aanwezigheid van meerdere kinderen in een gezin op ieder kind afzonderlijk heeft slechts wordt geëffectueerd, indien aan die kinderen voldoende inkomsten kunnen worden toegerekend om een bijdrage te kunnen leveren in de gezamenlijke kosten.
Zo kon slechts doordat in het voormalige gezin feitelijk in het onderhoud van de andere twee kinderen werd voorzien, door [de minderjarige] ten volle worden geprofiteerd van het kostenverlagend effect van de aanwezigheid van deze kinderen in het gezin. Hierdoor kon zijn welvaartsniveau worden bekostigd met een lager bedrag -corresponderend met eenderde van het in de tabel voor gezinnen met drie kinderen te vinden bedrag- dan zonder dit kostenverlagend effect nodig zou zijn geweest.
12. Als rechtstreeks gevolg van het uiteengaan van partijen is genoemd kostenverlagend effect echter weggevallen, nu sindsdien niet meer wordt bijgedragen in het onderhoud van de andere twee kinderen en ervan mag worden uitgegaan dat enkel de voor hen ontvangen kinderbijslag te gering is om een kostenverlagend effect als bovenbedoeld te kunnen sorteren.
13. Genoemd gevolg van het uiteengaan van partijen mag naar het oordeel van het hof niet worden afgewenteld op [de minderjarige]. Waar gezien het voorgaande kan worden geconstateerd dat met de bedragen die destijds zijn uitgegeven ten behoeve van de andere twee kinderen feitelijk mede is voorzien in de onderhoudsbehoefte van [de minderjarige], moet de met die bedragen teweeggebrachte kostenverlaging worden geacht mede te zijn inbegrepen in de onderhoudsbehoefte van [de minderjarige]. Op grond hiervan zal het hof geen rekening houden met meergenoemde kostenverlagende effecten zoals die in het voormalig gezin van partijen aan de orde zijn geweest en ter bepaling van de onderhoudsbehoefte van [de minderjarige] aansluiting zoeken bij de tabel voor gezinnen met één kind.
14. Partijen zijn het erover eens dat het voormalig netto gezinsinkomen euro 1.532,-- per maand heeft bedragen. Gelet hierop begroot het hof de onderhoudsbehoefte van [de minderjarige] op euro 235,-- per maand. Niet in geschil is dat de draagkracht van de man oplegging van een dergelijke bijdrage toelaat.
Slotsom
15. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd en dient in hoger beroep te worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 4 januari 2005 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige], geboren op 9 februari 2000, moet uitkeren -voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken: bij vooruitbetaling- een bedrag van euro 235,-- per maand;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mrs. Wachter, voorzitter, Garos en Laagland, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de mevrouw Mellink als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 22 maart 2006.