ECLI:NL:GHLEE:2006:AV6919
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Knijp
- Bax-Stegenga
- De Bock
- M. Mollema
- Rechtspraak.nl
Derdenverzet van de Staat tegen uitbetaling van melkgelden aan mede-vennoot van verdachte
In deze zaak gaat het om een derdenverzet ingesteld door de Staat der Nederlanden tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen, waarin de Staat werd veroordeeld tot betaling van melkgelden aan [geïntimeerde 1]. De zaak heeft zijn oorsprong in een strafrechtelijk onderzoek naar [junior], de zoon van [geïntimeerde 1], die verdacht werd van het plegen van strafbare feiten. In het kader van dit onderzoek legde het openbaar ministerie conservatoir beslag op de vorderingen van [junior] op Friesland Coberco Dairy Foods BV (FCDF). De voorzieningenrechter oordeelde in een eerder vonnis dat FCDF de melkgelden aan [geïntimeerde 1] moest uitbetalen, wat de Staat betwistte in hoger beroep.
Het hof oordeelde dat de vorderingen van [geïntimeerde 1] niet onder het strafvorderlijk beslag vielen, omdat deze vorderingen niet tot het vermogen van [junior] behoorden. De Staat stelde dat de civiele rechter geen bevoegdheid had om over de vorderingen van [geïntimeerde 1] te oordelen, maar het hof verwierp dit standpunt. Het hof concludeerde dat de voorzieningenrechter ten onrechte had geoordeeld dat FCDF onterecht was veroordeeld om de melkgelden aan [geïntimeerde 1] te betalen. Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en verklaarde het derdenverzet van de Staat ongegrond, waarbij de Staat werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de scheiding tussen civiel en strafrecht en de voorwaarden waaronder derdenverzet kan worden ingesteld. Het hof bevestigde dat de vorderingen van [geïntimeerde 1] niet onder het beslag vielen, en dat de Staat geen recht had op de melkgelden die aan [geïntimeerde 1] toekwamen.