ECLI:NL:GHLEE:2006:AW1314
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- prof. mr. Aardema
- mr. Drion
- mr. Van Westen
- Rechtspraak.nl
Loonbelasting naheffingsaanslag en spaarloonregeling
In deze zaak is in geschil of de bedragen die door belanghebbende van haar werknemers zijn ingehouden en aan een verzekeringsmaatschappij zijn afgedragen, onderdeel uitmaken van een spaarloonregeling zoals bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting. De belanghebbende, een taxionderneming, kreeg een naheffingsaanslag opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2002, inclusief een boete. De inspecteur handhaafde de naheffingsaanslag na bezwaar, maar verlaagde de boete. De belanghebbende stelde dat de werknemers de bedragen niet in geld konden opnemen en dat de regeling niet schriftelijk was vastgelegd, wat volgens haar van ondergeschikt belang was. De inspecteur betwistte dit en stelde dat een schriftelijke regeling essentieel is voor de toepassing van de spaarloonregeling.
Het hof overwoog dat op grond van de wet een schriftelijke regeling vereist is voor een spaarloonregeling. Het hof concludeerde dat de CAO-bepaling niet kan worden aangemerkt als een schriftelijke spaarloonregeling. Daarom werd geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, maar dat deze moest worden verminderd met het bedrag dat al als eindheffing was afgedragen. Het hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de inspecteur, en verlaagde de naheffingsaanslag tot € 6.011,-- zonder boete. Tevens werd het betaalde griffierecht vergoed en de inspecteur veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de belanghebbende. Het hof verklaarde de belanghebbende niet-ontvankelijk in haar beroep voor wat betreft de kosten van de bezwaarprocedure, en de inspecteur werd opgedragen om alsnog uitspraak te doen op het verzoek om vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure.