ECLI:NL:GHLEE:2006:AX1355

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
500299
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Kuiper
  • J. Breemhaar
  • M. Zandbergen
  • H. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten in huurgeschil

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in een huurgeschil met Residence Amsterdam BV. De kantonrechter had de vordering van Residence tot betaling van huurachterstand en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. [appellant] betwistte de toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten, stellende dat de gemachtigde van Residence niet meer had gedaan dan het versturen van standaard sommatiebrieven. Het hof overweegt dat een procespartij die buitengerechtelijke incassokosten vordert, moet specificeren dat deze kosten zijn gemaakt voor andere verrichtingen dan waarvoor de in artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. Residence heeft in de dagvaarding uiteengezet welke buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht, waaronder het aanleggen van dossiers en het verzenden van aanmaningen. Het hof oordeelt dat Residence voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar gemachtigde meer werkzaamheden heeft verricht dan enkel het versturen van standaardbrieven. Het hof concludeert dat de gevorderde forfaitaire buitengerechtelijke kosten toewijsbaar zijn. Daarnaast wordt de grief van [appellant] over de proceskosten afgewezen, omdat zij als in het ongelijk gestelde partij moet worden aangemerkt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 10 mei 2006
Rolnummer 0500299
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
procureur: mr J.V. van Ophem,
tegen
Residence Amsterdam BV,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Residence,
procureur: aanvankelijk mr V.M.J. Both, thans mr J.B. Dijkema.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 23 februari 2005 door de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 28 april 2005, hersteld bij exploot van 24 mei 2005, is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Residence tegen de nader aangezegde zitting van 8 juni 2005.
Het petitum van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"bij arrest, bij voorraad uitvoerbaar, het op 23 februari 2005 door de Rechtbank
Groningen, sector kanton, locatie Groningen, tussen geïntimeerde als eiseres en
appellante als gedaagde gewezen vonnis te vernietigen, en, opnieuw recht doende,
geïntimeerde als nog in haar inleidende vordering niet ontvankelijk te verklaren, danwel
haar vordering af te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide
instanties."
[appellant] heeft een memorie van grieven genomen, waarvan de conclusie luidt:
"bij arrest, bij voorraad uitvoerbaar, het op 23 februari 2005 door de Rechtbank
Groningen, sector kanton, locatie Groningen tussen geïntimeerde als eiseres en
appellante als gedaagde gewezen vonnis te vernietigen, en opnieuw rechtdoende, de
vordering van geïntimeerde ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten en de
proceskosten af te wijzen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het hoger
beroep."
Door Residence is bij memorie van antwoord verweer gevoerd met als conclusie:
"het bestreden vonnis van de kantonrechter te Groningen in al zijn onderdelen te
bekrachtigen, wederom met veroordeling van appellante in de kosten van dit geding,
waaronder begrepen het salaris van haar procureur."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken staat in dit geding het volgende vast:
1.1. [appellant], als huurster, heeft van Residence, als verhuurster, in (ontbonden) huur gehad de woning aan de [adres], tegen een huurprijs van laatstelijk euro 396,93 per maand.
1.2. In het jaar 2004 is een achterstand in de huurbetalingen ontstaan, welke tot en met de maand december 2004 is opgelopen tot een bedrag van euro 1.587,72. Na incassomaatregelen door de gemachtigde van Residence is de achterstand eind december 2004 teruggebracht tot euro 793,86. De huur over januari 2005 is vervolgens ook onbetaald gelaten.
1.0. Residence heeft [appellant] voor de kantonrechter gedagvaard en gevorderd ontbinding van de huurovereenkomst, alsmede veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van de huurachterstand tot en met januari 2005 inclusief incassokosten ad in totaal euro 1.514,47, alsmede van de huur vanaf 1 februari 2005, en van de proceskosten.
1.4. Bij vonnis van 23 februari 2005, waarvan beroep, heeft de kantonrechter de vordering ter zake van de achterstallige huur en de huur na 31 januari 2005 toegewezen en, voor het geval [appellant] niet binnen dertig dagen na betekening van het vonnis aan die veroordeling heeft voldaan, de huurovereenkomst ontbonden en [appellant] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. [appellant] is voorts veroordeeld in de proceskosten.
1.5. Bij exploot van 12 april 2005 heeft Residence aan [appellant] aangezegd dat de ontruiming van het gehuurde zal plaatsvinden op 29 april 2005 en dat [appellant] de voorgenomen ontruiming nog kan voorkomen indien zij uiterlijk op
28 april 2005 de huur tot en met april 2005, verhoogd met rente en kosten, zoals gespecificeerd in het exploot, ten kantore van gerechtsdeurwaarder H.A. Bos te Groningen zal voldoen.
1.6. [appellant] heeft het gehuurde inmiddels ontruimd en verlaten.
2. Blijkens de conclusie van de memorie van grieven beperkt [appellant] het hoger beroep in die zin dat zij vordert de vordering van Residence ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten af te wijzen.
3. Voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep is op grond van art. 223 lid 1 Rv bepalend de hoogte van de vordering, waarover de kantonrechter had te beslissen, zodat [appellant] in haar hoger beroep ontvankelijk is.
1. Met grief 1 komt [appellant] op tegen de toewijzing door de kantonrechter van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van euro 323,68.
1.1. [appellant] heeft als toelichting op de grief aangevoerd dat de gemachtigde van Residence buiten rechte niet meer heeft gedaan dan het versturen van een aantal standaard sommatiebrieven, welke brieven geacht kunnen worden te behoren te dienen tot instructie van de zaak. Om die reden is [appellant] van mening dat de incassokosten ten onrechte zijn toegewezen.
1.2. Vooropgesteld kan worden dat een procespartij die buitengerechtelijke incasso-kosten vordert, heeft te stellen en te specificeren dat die kosten zijn gemaakt ter zake van andere verrichtingen dan die waarvoor de in art. 237 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
1.3. In de dagvaarding in eerste aanleg heeft Residence uiteengezet welke de buitengerechtelijke werkzaamheden zijn geweest waarvoor zij betaling verlangt. Het gaat hier, aldus Residence, om het aanleggen van het fysieke en het electronische dossier, het verzenden van aanmaningen en sommatiebrieven, het agenderen van het dossier en het bewaken van de termijnen waarbinnen op de aanmaningen moest worden gereageerd. In de memorie van antwoord heeft Residence een en ander nog van een nadere toelichting voorzien.
1.4. Naar het oordeel van het hof heeft Residence aldus voldoende aannemelijk gemaakt dat haar gemachtigde aanmerkelijk meer werkzaamheden heeft verricht dan het enkel verzenden van een aantal standaard sommatiebrieven. De omvang van de buitengerechtelijke werkzaamheden staat daarmee voldoende vast.
1.5. Gelet hierop en in aanmerking nemende dat Residence ter zake van de daaraan verbonden kosten het blijkens de bijlage "staffel incassokosten kantonrechters" bij het rapport Voorwerk-II forfaitaire bedrag vordert zoals dat past bij het per de maand december 2004 openstaande bedrag aan huur, is het hof van oordeel dat dit forfaitaire bedrag toewijsbaar is.
1.6. De grief faalt.
5. In grief 2 klaagt [appellant] dat de kantonrechter haar ten onrechte heeft veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
5.1. Art. 237 Rv bepaalt dat de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, in de kosten wordt veroordeeld.
5.2. Het betoog van [appellant] dat het niet betalen van de huurpenningen niet aan haar is te wijten, baat haar niet. [appellant] was jegens Residence aansprakelijk voor het - tijdig - betalen van de huur en daarom kan zij zich niet met vrucht erop beroepen dat zij het beheer van haar financiën in handen van een derde had gegeven.
5.3. [appellant] moet dan ook als in het ongelijk gestelde partij worden aangemerkt en zij dient daarom in de kosten van het geding te worden veroordeeld.
5.4. De grief is tevergeefs voorgesteld.
Slotsom
6. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd.
[appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (1 procespunt, tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Residence begroot op euro 244,-- aan verschotten en op euro 632,-- aan salaris voor de procureur.
Aldus gewezen door mrs Kuiper, voorzitter, Breemhaar en Zandbergen, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 10 mei 2006.