ECLI:NL:GHLEE:2006:AX8467
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.S. Pruiksma
- Rechtspraak.nl
Objectafbakening en waardering onroerende zaken in geschil tussen belanghebbende en heffingsambtenaar
In deze zaak, uitgesproken op 9 juni 2006 door het Gerechtshof te Leeuwarden, staat de objectafbakening van een onroerende zaak aan de a-straat 6 te Z centraal. De belanghebbende, X V.O.F., heeft beroep aangetekend tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Schiermonnikoog, die de objectafbakening bij de waardebeschikking ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) heeft gehandhaafd. De waardebeschikking, gedateerd op 31 mei 2002, stelde de waarde van het object vast op € 1.344.000,-- voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 1 januari 2005.
De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft de objectafbakening gehandhaafd. De belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het hof, waarbij de mondelinge behandeling op 3 mei 2005 plaatsvond. Tijdens deze zitting zijn de heer ing. A, de gemachtigde mr. B, en de heffingsambtenaar, de heer C, gehoord. Het hof heeft op 3 juni 2005 een onderzoek ter plaatse ingesteld, waarbij de feitelijke situatie van het object is bekeken.
Het geschil draait om de vraag of de objectafbakening correct is uitgevoerd. De belanghebbende stelt dat het object moet worden gesplitst in twee onroerende zaken: de woning aan de a-straat 6 en de appartementen met bijbehorende voorzieningen aan de b-straat 2-16 en c-straat 1-23. De heffingsambtenaar daarentegen concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en handhaving van de beschikking.
Het hof oordeelt dat de onderdelen van het object als één onroerende zaak moeten worden aangemerkt, omdat ze bouwkundig met elkaar verbonden zijn en er geen fysieke scheiding is. De waarde van het object is vastgesteld op € 1.344.000,--, waarvan slechts 4% toebehoort aan de woning. Het hof verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling.