ECLI:NL:GHLEE:2006:AX8467

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK 836/04 WOZ
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.S. Pruiksma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Objectafbakening en waardering onroerende zaken in geschil tussen belanghebbende en heffingsambtenaar

In deze zaak, uitgesproken op 9 juni 2006 door het Gerechtshof te Leeuwarden, staat de objectafbakening van een onroerende zaak aan de a-straat 6 te Z centraal. De belanghebbende, X V.O.F., heeft beroep aangetekend tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Schiermonnikoog, die de objectafbakening bij de waardebeschikking ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) heeft gehandhaafd. De waardebeschikking, gedateerd op 31 mei 2002, stelde de waarde van het object vast op € 1.344.000,-- voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 1 januari 2005.

De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft de objectafbakening gehandhaafd. De belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het hof, waarbij de mondelinge behandeling op 3 mei 2005 plaatsvond. Tijdens deze zitting zijn de heer ing. A, de gemachtigde mr. B, en de heffingsambtenaar, de heer C, gehoord. Het hof heeft op 3 juni 2005 een onderzoek ter plaatse ingesteld, waarbij de feitelijke situatie van het object is bekeken.

Het geschil draait om de vraag of de objectafbakening correct is uitgevoerd. De belanghebbende stelt dat het object moet worden gesplitst in twee onroerende zaken: de woning aan de a-straat 6 en de appartementen met bijbehorende voorzieningen aan de b-straat 2-16 en c-straat 1-23. De heffingsambtenaar daarentegen concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en handhaving van de beschikking.

Het hof oordeelt dat de onderdelen van het object als één onroerende zaak moeten worden aangemerkt, omdat ze bouwkundig met elkaar verbonden zijn en er geen fysieke scheiding is. De waarde van het object is vastgesteld op € 1.344.000,--, waarvan slechts 4% toebehoort aan de woning. Het hof verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 836/04 9 juni 2006
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X V.O.F. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van
de heffingsambtenaar van de gemeente Schiermonnikoog
(hierna: de heffingsambtenaar), op het bezwaar-schrift van belangheb-bende tegen de beschikking Wet Waardering Onroerende zaken, met beschikkingsnummer 0000.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende is op 31 mei 2002, bij beschikkingsnummer 0000, voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 1 januari 2005 een waardebeschikking ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: wet WOZ) afgegeven. De waarde van belanghebbende zijn onroerende zaak gelegen aan de a-straat 6 te Z is bij beschikking vastgesteld op € 1.344.000,--.
1.2 Belanghebbende heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraak heeft de heffingsambtenaar de objectafbakening van de onroerende zaak gelegen aan de a-straat 6 te Z gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is van deze uitspraak op 21 september 2004 in beroep gekomen bij het hof.
1.4 De heffingsambtenaar heeft op 22 december 2004 een verweerschrift ingediend.
1.5 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het hof op 3 mei 2005. Daar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende de heer ing. A en zijn gemachtigde, de heer mr. B, alsmede de heffingsambtenaar van de gemeente Schiermonnikoog de heer C.
1.6 Op 3 juni 2005 heeft het hof een onderzoek ter plaatse ingesteld bij Xn V.O.F.. Bij deze nadere zitting waren aanwezig namens belanghebbende de heer ing. A, tot bijstand vergezeld door zijn echtgenote, en de heffingsambtenaar, de heer C.
1.7 Naar aanleiding van het onder 1.6 vermelde onderzoek hebben partijen over en weer nadere stukken ingediend, waarvan steeds een afschift aan de tegenpartij is gezonden.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 De waarde van het object, gelegen aan de a-straat 6 te Z (kadastraal bekend bij de gemeente
Schiermonnikoog, onder sectie Y, nummer 0001, groot 1.202 m²), is voor het tijdvak 2001 tot met 2004, met dagtekening 31 mei 2002 bij beschikking vastgesteld op € 1.344.000,--. Voorts is het object bij die beschikking aangemerkt als zijnde een niet-woning deels in gebruik als woning. Belanghebbende heeft tegen de hiervoor genoemde beschikking
tijdig bezwaar en beroep aangetekend.
2.2 Het object gelegen aan de a-straat 6, bestaat uit een woning, appartementen met bijbehorende voorzieningen, zoals onder andere kantoor, balie, gemeenschapsruimte, opslag/magazijn, wasserij en sauna aan de b-straat 2-16 en c-straat 1-23, te Z. Bij onderzoek ter plaatse is gebleken dat bouwkundig de onderlinge onderdelen zodanig met elkaar zijn verbonden dat deze één geheel vormen, terwijl iedere fysieke scheiding ontbreekt.
2.3 Het deel van het object dat als woning wordt aangemerkt wordt door de vennoten bewoond. De belendende appartementen zijn middels verhuur in gebruik bij huurders. De appartementen worden door belanghebbende kortstondig en tijdelijk verhuurd aan personen. De voorzieningen zijn dienstbaar aan de appartementen.
2.4 De waarde van de onder 2.2 bedoelde woning is, naar de waardepeildatum van 1 januari 1999, vastgesteld op € 50.100,--. De appartementen met voorzieningen zijn, naar waardepeildatum 1 januari 1999, vastgesteld op € 1.293.900,--. De totale waarde bedraagt € 1.344.000,--.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Tussen partijen is in geschil de vraag of de objectafbakening bij het object gelegen aan de a-straat 6 te Z op juiste wijze heeft plaatsgevonden.
3.2. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en tot splitsing van het object in twee onroerende zaken, namelijk de woning aan de a-straat 6 en de appartementen met bijbehorende voorzieningen aan de b-straat 2-16 en c-straat 1-23 te Z.
3.3 De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en tot handhaving van de onderhavige beschikking.
3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden aangemerkt.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Naar luid van artikel 219 van de Gemeentewet kan een gemeente een verordening vaststellen op grond waarvan belastingen zoals onroerende-zaakbelastingen kunnen worden geheven.
4.2 Van die mogelijkheid heeft de gemeente Schiermonnikoog gebruikgemaakt door vaststelling door de raad van die gemeente van de Verordening onroerende zaakbelastingen.
4.3 Tussen partijen is niet in geschil dat de appartementen met bijbehorende voorzieningen zijn aan te merken als één onroerende zaak zoals bedoeld in artikel 16, aanhef en onderdeel c, van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: WOZ).
4.4 Ingevolge artikel 2, aanhef en onderdeel d, van de WOZ wordt onder meer als één onroerende zaak aangemerkt: een samenstel van twee of meer van de in onderdeel c van dat artikel bedoelde gedeelten van een gebouwd eigendom die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen.
4.5 De onderdelen van het onder 2.2 vermelde object, de woning, en
appartementen met bijbehorende voorzieningen, zoals onder
andere kantoor, balie, de gemeenschapsruimte, opslag/magazijn, wasserij
en sauna, dienen ingevolge artikel 16, onderdeel d van de Wet WOZ
voor de uitvoering van de Wet WOZ te worden aangemerkt als één
onroerende zaak. Het betreft, naar ter plaatse is gebleken, een
samenstel van bouwkundige eenheden die tezamen een complex
vormen (bouwkundig geheel met elkaar verbonden, terwijl iedere
fysieke scheiding ontbreekt). Op grond van het voorgaande is het hof
van oordeel dat de objectafbakening bij het onderhavige object op
juiste wijze heeft plaatsgevonden.
4.6 Nu de onder 2.2 vermelde onderdelen van het onderhavige object als één onroerende zaak dienen te worden aangemerkt, dient de onderhavige onroerende zaak niet in hoofdzaak tot woning. De waarde van de onderhavige onroerende zaak is, naar waardepeildatum
1 januari 1999, vastgesteld op € 1.344.000,--. De waarde van het onderdeel woning is, naar waardepeildatum 1 januari 1999, vastgesteld op € 50.100,-- en maakt voor afgerond slechts 4% van het geheel uit. De onderhavige onroerende zaak is naar het oordeel van het hof terecht aangemerkt als zijnde een niet-woning.
5. Slotsom
Het hof zal het beroep ongegrond verklaren.
6. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan op 9 juni 2006 door mr. H.S. Pruiksma, vice-president,
lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer en in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. van der Leij op die dag in het openbaar uitgesproken en ondertekend door voornoemde raadsheer en voornoemde griffier.
De griffier, lid van deze kamer,
(K. van der Leij) (H. S. Pruiksma)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 juni 2006