ECLI:NL:GHLEE:2006:AX8468

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK 854/04 Gemeentelijke belastingen
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.S. Pruiksma
  • K. van der Leij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gemeentelijke belastingen en toeristenbelasting door X V.O.F. tegen gemeente Schiermonnikoog

In deze zaak heeft het Gerechtshof te Leeuwarden op 9 juni 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van X V.O.F. tegen de gemeente Schiermonnikoog. Het geschil betreft de hoogte van verschillende gemeentelijke belastingen, waaronder onroerende-zaakbelastingen, toeristenbelasting en afvalstoffenheffing, die aan belanghebbende zijn opgelegd voor het jaar 2002. De aanslagen omvatten onder andere onroerende-zaakbelastingen van € 2.255,52 voor het eigenarendeel en € 1.829,28 voor het gebruikersdeel, alsook een aanslag afvalstoffenheffing van € 227,88 en een toeristenbelasting van € 8.455,98. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de heffingsambtenaar heeft deze bezwaren verworpen.

Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij het hof, waarbij zij concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en verlaging van de aanslagen. De heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de waarde van het onroerend goed en de toepassing van de relevante belastingverordeningen door de gemeente Schiermonnikoog.

Het hof heeft geoordeeld dat de aanslagen onroerende-zaakbelastingen terecht zijn opgelegd, aangezien het onroerend goed in hoofdzaak als niet-woning kan worden aangemerkt. De stelling van belanghebbende dat zij geen gebruik maakt van de gemeentelijke huisvuilophaaldienst, omdat zij beschikt over een bedrijfscontainer, werd door het hof verworpen. De aanslag afvalstoffenheffing werd eveneens als terecht beoordeeld. Echter, het hof heeft het beroep voor wat betreft de aanslag toeristenbelasting gegrond verklaard en deze verminderd tot € 6.800. De gemeente Schiermonnikoog werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 644, en moest het betaalde griffierecht van € 273 vergoeden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 854/04 9 juni 2006
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X V.O.F. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Schiermonnikoog
(hierna: de heffingsambtenaar), op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aanslagen gemeentelijke belastingen 2002, met als aanslagnummer 0000.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende zijn de volgende aanslagen gemeentelijke belastingen 2002 opgelegd: aanslagen onroerende zaakbelastingen (eigenarendeel, ten bedrage van € 2.255,52 respectievelijk gebruikersdeel, ten bedrage van € 1.829,28), voor de onroerende zaak gelegen aan de a-straat 6 te Z, een aanslag afvalstoffenheffing ten bedrage van € 227,88 opgelegd, voor het perceel (met woning), gelegen aan de a-straat 6 te Z en een aanslag toeristenbelasting, ten bedrage van € 8.455,98, opgelegd.
1.2 Belanghebbende heeft tegen de onderhavige aanslagen gemeentelijke belastingen 2002 met dagtekening 31 juli 2002 bezwaar gemaakt, welk bezwaarschrift op 10 september 2002 bij de gemeente Schiermonnikoog is binnengekomen. De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 25 augustus 2004 de bezwaren verworpen en de aanslagen gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is van deze uitspraak op 29 september 2004 in beroep gekomen bij het hof.
1.4 De heffingsambtenaar heeft op 22 december 2004 een verweerschrift ingediend.
1.5 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het hof op 3 mei 2005. Daar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende de heer ing. A en zijn gemachtigde, de heer mr. B, alsmede de heffingsambtenaar van de gemeente Schiermonnikoog de heer C.
1.6 Op 3 juni 2005 heeft het hof een onderzoek ter plaatse ingesteld bij X V.O.F.. Bij deze nadere zitting waren aanwezig namens belanghebbende de heer ing. A, tot bijstand vergezeld door zijn echtgenote, en de heffingsambtenaar, de heer C.
1.7 Naar aanleiding van het onder 1.6 vermelde onderzoek hebben partijen over en weer nadere stukken ingediend, waarvan steeds een afschift aan de tegenpartij is gezonden.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 De waarde van het object, gelegen aan de a-straat 6 te Z, is voor het tijdvak 2001 tot met 2004, met
dagtekening 31 mei 2002 bij beschikking vastgesteld op € 1.344.000,--
Voorts is het object bij die beschikking aangemerkt als zijnde een niet-woning deels in gebruik als woning. Belanghebbende heeft tegen de hiervoor genoemde beschikking tijdig bezwaar en beroep aangetekend.
Dit beroep is bij het hof aanhangig onder nummer 854/04.
2.2 De onderhavige afvalstoffenheffing is opgelegd voor het perceel gelegen aan de a-straat 6 te Z. Het perceel betreft een woning met bedrijfsgedeelte. Belanghebbende beschikt over een bedrijfscontainer waarin het huishoudelijk afval wordt afgevoerd.
2.3 Aan belanghebbende is voor de forensenbelasting op basis van een forfaitaire berekeningswijze de onderhavige aanslagforensenbelasting 2002 opgelegd.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Tussen partijen is in geschil de hoogte van de onderhavige aanslagen onroerende-zaakbelastingen (eigenarenbelasting respectievelijk gebruikersbelasting), toeristenbelasting en afvalstoffenheffing.
3.2. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep. Voor wat betreft de aanslagen onroerende-zaakbelastingen voor zowel de eigenaar als voor de gebruiker, concludeert belanghebbende tot verlaging en tot nadere vaststelling van de aanslagen overeenkomstig het tarief voor onroerende zaken, zijnde niet-woningen. Voorts concludeert belanghebbende tot vernietiging van de onderhavige aanslag afvalstoffenheffing, nu zij beschikt over een bedrijfscontainer, waarin het huishoudelijk afval wordt afgevoerd en zij derhalve geen gebruik maakt van de gemeentelijke huisvuilophaaldienst. Voor wat betreft de onderhavige aanslag toeristenbelasting concludeert belanghebbende dat deze aanslag op grond van een onjuiste heffingsmaatstaf in rekening is gebracht en mitsdien behoort te worden vernietigd c.q. verlaagd.
3.3 De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en tot handhaving van de onderhavige aanslagen.
3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden aangemerkt.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Naar luidt van artikel 219 van de Gemeentewet jo artikel 220 van de Gemeentewet jo artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer kan een gemeente een verordening vaststellen op grond waarvan belastingen zoals onroerende-zaakbelastingen, forensenbelasting en heffingen zoals afvalstoffenheffing kunnen worden geheven.
4.2 Van die mogelijkheid heeft de gemeente Schiermonnikoog gebruikgemaakt door vaststelling door de raad van die gemeente van de navolgende verordeningen: Verordening onroerende zaakbelastingen, Verordening afvalstoffenheffing en Verordening toeristenbelasting.
4.3 De onderhavige aanslagen zijn opgelegd krachtens en in overeenstemming met de op de onderscheidene belastingen betrekking hebbende verordeningen.
Aanslagen onroerende-zaakbelastingen
4.4 De gemeente Schiermonnikoog heeft gebruikgemaakt van de in artikel 220f van de Gemeentewet geboden mogelijkheid om binnen een bepaalde marge verschillende tarieven voor onroerende-zaakbelastingen vast te stellen voor woningen en niet-woningen. Blijkens het tweede lid van dat artikel dient een onroerende zaak in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
4.5 De onroerende zaak, gelegen aan de a-straat 6, te Z, dient op grond van de Wet waardering onroerende zaken te worden aangemerkt als een niet-woning deels in gebruik als woning. Het betreft, naar ter plaatse is gebleken, een samenstel van bouwkundige eenheden die tezamen een complex vormen (bouwkundig geheel met elkaar verbonden, terwijl iedere fysieke scheiding ontbreekt). Op grond van het voorgaande zijn op deze onroerende zaak de tarieven voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen van toepassing.
4.6 Een door de heffingsambtenaar gevoerd beleid of een door hem met het oogmerk van begunstiging gedane bevoordeling als gevolg waarvan de recreatieappartementen gelegen in D, E en F, zijn aangeslagen voor het woningtarief voor de onroerende-zaakbelastingen, is niet aannemelijk geworden. Evenmin is aannemelijk geworden dat zich in dezen een situatie voordoet waarin – anders dan op grond van een gevoerd beleid – in een meerderheid van met eiseres vergelijkbare gevallen een juiste rechtstoepassing achterwege is gebleven. Voorts acht het hof aannemelijk dat de recreatieappartementen gelegen in D, E en F, voor het overgrote deel in eigendom zijn van particulieren, die deze appartementen beschikbaar houden voor zowel eigen gebruik als voor toeristische verhuur. Naar het oordeel van het hof is het aannemelijk dat deze recreatieappartementen in hoofdzaak gebruikt worden voor woondoeleinden. Deze recreatieappartement zijn derhalve niet vergelijkbaar met de vakantiewoningen van eiseres die een bedrijfsmatige en beroepsmatige verhuur functie hebben en die worden aangehouden c.q. beschikbaar worden gehouden voor het tijdelijk en kortstondig onderdak bieden aan personen. Voor zover belanghebbende met deze stelling een beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft beoogd, faalt deze stelling, nu op grond van het vorenoverwogene, van gelijke gevallen geen sprake is.
4.7 De onderhavige aanslagen onroerende-zaakbelastingen zijn derhalve terecht en voor het juiste bedrag opgelegd. Het hof is ook overigens niet gebleken dat er gronden bestaan om de onderhavige aanslagen onroerende-zaakbelastingen te verminderen.
Aanslag afvalstoffenheffing
4.8 Eiseres haar stelling dat zij geen gebruik maakt van de gemeentelijke huisvuilophaaldienst, nu zij beschikt over een bedrijfscontainer, kan haar niet baten. Zowel naar de tekst van artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer als naar de uit de geschiedenis van dit artikel blijkende bedoeling van de wetgever, kan de onderhavige afvalstoffenheffing namelijk worden geheven ongeacht of in feite huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden.
4.9 Het hof merkt nog op dat gesteld noch gebleken is dat de gemeente haar inzamelingsplicht niet nakomt.
4.10 Voor zover eiseres stelt dat zij aan de enkele omstandigheid dat in voorgaande jaren door de heffingsambtenaar geen afzonderlijke aanslag afvalstoffenheffing ten behoeve van de woning aan de a-straat 6, te Z, is opgelegd, zonder dat zij op dit punt nader onderzoek heeft verricht, het in rechte te beschermen vertrouwen mocht ontlenen dat de heffingsambtenaar ook dit jaar geen aanslag afvalstoffenheffing zou opleggen, faalt deze stelling. Ook overigens heeft eiseres geen omstandigheden naar voren gebracht die bij haar de indruk hebben kunnen wekken dat de door de heffingsambtenaar gevolgde gedragslijn berustte op een bewuste standpuntbepaling.
4.11 Voor zover eiser stelt dat de onderhavige aanslag afvalstoffenheffing op grond van de op 10 september 2002 ingediende aanvraag kwijtschelding dient te worden kwijtgescholden, faalt die stelling, reeds omdat die stelling onvoldoende is onderbouwd.
4.12 De onderhavige aanslag afvalstoffenheffing is naar het oordeel van het hof terecht en voor het juiste bedrag opgelegd. Het hof is ook overigens niet gebleken dat er gronden bestaan om de onderhavige aanslag afvalstoffenheffing te verminderen.
Aanslag toeristenbelasting
4.13 Artikel 7 van de Verordening toeristenbelasting bepaalt dat in afwijking van artikel 6, de maatstaaf van heffing op een door belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag wordt vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, berekende aantal overnachtingen.
4.14 Het is, naar het oordeel van het hof, aan eiseres om te bewijzen dat het werkelijke aantal overnachtingen in het jaar 2002 lager is dan het op forfaitaire wijze berekende aantal overnachtingen in het jaar 2002. Naar het oordeel van het hof heeft eiseres op de zitting van 3 juni 2005 met computeruitdraaien, voldoende aannemelijk gemaakt, dat zij middels een computerprogramma op ieder moment de maatstaf van heffing, het werkelijke aantal overnachtingen, kan vaststellen. Het hof volgt eiseres in haar stelling dat de onderhavige aanslag toeristenbelasting dient te worden vastgesteld op € 6.800,--.
4.15 Het hof zal het beroep voor zoverre dat gericht is tegen de onderhavige aanslag forensenbelasting gegrond verklaren en de aanslag verminderen tot € 6.800,--.
5. Slotsom
Het hof zal het beroep ongegrond verklaren voor zover dat is gericht tegen de aanslagen onroerende-zaakbelastingen (eigenarenbelasting en gebruikersbelasting) en aanslag afvalstoffenheffing. Voor zover het beroep gericht is tegen de aanslag toeristenbelasting zal het hof het beroep gegrond verklaren.
6. Proceskosten
In de omstandigheden van het geval vindt het hof aan-lei-ding op grond van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de kos-ten die eiseres in verband met de behande-ling van het beroep redelij-kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1). Het hof wijst de gemeente Schiermonnikoog aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
7. Beslissing
Het hof:
- verklaart het beroep ongegrond voorzover dat is gericht tegen
de aanslagen onroerende-zaakbelastingen (eigenarenbelasting en gebruikersbelasting) en aanslag afvalstoffenheffing;
- verklaart het beroep (gedeeltelijk) gegrond voorzover dat is gericht tegen de aanslag toeristenbelasting;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voorzover die is gericht tegen de aanslag toeristenbelasting en vermindert de aanslag toeristenbelasting tot € 6.800,--;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 644 en wijst de gemeente Schiermonnikoog aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
- gelast dat de gemeente Schiermonnikoog het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 273,-- vergoedt.
Aldus gedaan op 9 juni 2006 door mr. H.S. Pruiksma, vice-president,
lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer en in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. van der Leij op die dag in het openbaar uitgesproken en ondertekend door voornoemde raadsheer en voornoemde griffier.
De griffier, lid van deze kamer,
(K. van der Leij) (H. S. Pruiksma)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 juni 2006