ECLI:NL:GHLEE:2006:AX9095

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
400511
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Kuiper
  • J. Zandbergen
  • H. Hidma
  • M. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over onverschuldigde betaling van huurpenningen

In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [appellant] en de stichting Woonstichting Actium. [appellant] heeft tot 9 november 2000 een woning gehuurd van Actium en heeft de verschuldigde huurpenningen onregelmatig voldaan. De appellant betwist de uitspraak van de kantonrechter dat er geen sprake kan zijn van onverschuldigde betaling. Zij stelt dat zij over de jaren 1997 en 1998 per saldo meer huurpenningen heeft betaald dan verschuldigd, en dat het meerdere onverschuldigd is betaald. Actium daarentegen betoogt dat, hoewel er over de jaren 1997 en 1998 te veel is betaald, dit verrekend moet worden met de betalingen van januari 1999 tot 9 november 2000, waardoor er per saldo te weinig is betaald.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de grief van [appellant] niet kan slagen, omdat zij niet heeft voldaan aan haar stelplicht. De gedachte dat per kalenderjaar moet worden berekend of er te veel of te weinig is betaald, is door Actium bestreden. De rechtbank concludeert dat alle betalingen van [appellant] over de jaren 1997 tot 2000 zijn gedaan ter voldoening van huurpenningen, en dat er geen bewijs is dat [appellant] over de gehele periode te veel heeft betaald. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.

Het arrest is gewezen op 21 juni 2006 door het Gerechtshof Leeuwarden, waarbij de kosten aan de zijde van Actium zijn begroot op euro 241,- aan verschotten en euro 632,- aan salaris voor de procureur. Het hof verklaart het arrest uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Arrest d.d. 21 juni 2006
Rolnummer 0400511
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
procureur: mr F. van der Hoef,
tegen
de stichting Woonstichting Actium,
gevestigd te Assen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna te noemen: Actium,
procureur: mr J.H. van der Meulen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 22 juli 2004 door de rechtbank te Assen, sector kanton, locatie Meppel (hierna te noemen: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 22 oktober 2004 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Actium tegen de zitting van 10 november 2004.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"... het door de rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Meppel op 22 juli 2004 gewezen vonnis met zaaknummer 123964 CV EXPL 05-1448 te vernietigen en opnieuw rechtdoende Actium te veroordelen te voldoen aan [appellant] het bedrag van euro 2.161,07 met veroordeling van Actium in de kosten van de procedure."
Bij memorie van antwoord is door Actium verweer gevoerd met als conclusie:
" ... het door [appellant] ingestelde hoger beroep ongegrond te verklaren en [appellant] niet ontvankelijk te verklaren in de door [appellant] ingestelde vordering, althans haar deze te ontzeggen met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in beide instanties."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft één grief opgeworpen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken.
1.1. [appellant] heeft tot 9 november 2000 een woning gehuurd van Actium.
1.2. [appellant] heeft de door haar verschuldigde huurpenningen onregelmatig voldaan. Zij betaalde dan eens niet, dan weer wel, soms het juiste bedrag maar ook heel vaak een hoger of lager bedrag.
Ten aanzien van de grief
2. Blijkens de toelichting op de grief, richt de grief zich tegen de overweging van de kantonrechter dat geen sprake kan zijn van onverschuldigde betaling.
3. [appellant] stelt dat zij over de jaren 1997 en 1998 tezamen per saldo meer huurpenningen heeft voldaan dan zij over deze jaren verschuldigd was en het meerdere alzo onverschuldigd heeft betaald.
Actium betoogt dat [appellant] weliswaar over de jaren 1997 en 1998 te veel heeft betaald (te weten ƒ 27,52 blijkens de Memorie van Antwoord sub 17), maar dat dit dient te worden verrekend met de betalingen over de periode van januari 1999 tot 9 november 2000, waarna geen sprake is van onverschuldigde betaling (integendeel: per saldo is ƒ 1.269,05 te weining betaald, aldus Actium).
4. Aan de grief ligt de onjuiste gedachte ten grondslag dat per kalenderjaar (tussentijds) dient te worden berekend of [appellant] te veel dan wel te weinig huurpenningen heeft betaald over dat betreffende kalenderjaar. Deze gedachte is door Actium bestreden en zowel een feitelijke als juridische onderbouwing ervan ontbreekt. [appellant] heeft dus niet voldaan aan haar stelplicht dienaangaande.
Hieraan doet niet af dat Actium heeft toegegeven dat door [appellant] "te veel" is betaald over de jaren 1997 en 1998, aangezien alle door [appellant] verrichte betalingen over de jaren 1997 - 2000 strekten tot betalingen van huurpenningen. Aldus dient te worden geconcludeerd dat [appellant] hetgeen zij over de jaren 1997 en 1998 te veel heeft betaald, is aan te merken als het bij wijze van voorschot voldoen van uit hoofde van de huurovereenkomst verschuldigde volgende termijnen; terzake wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 6:39 lid 2 BW. Nu niet is gesteld, en overigens ook niet is gebleken dat [appellant] over de gehele periode waarover de huurovereenkomst zich uitstrekte per saldo te veel heeft betaald, dient haar vordering bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing te stranden.
5. De grief faalt.
De slotsom.
6. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Actium tot aan deze uitspraak op euro 241,- aan verschotten en euro 632,- aan salaris voor de procureur (tarief I, 1 punt).
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs Kuiper, voorzitter, Zandbergen en Hidma, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 21 juni 2006.