ECLI:NL:GHLEE:2006:AX9544

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
400448
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Kuiper
  • A. Zandbergen
  • H. Hidma
  • M. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur van stand en aansprakelijkheid voor schade door diefstal tijdens beursdeelname

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen Frisian Expo Centre CV (FEC) en [Makelaars BV] over de aansprakelijkheid voor schade die [Makelaars BV] had geleden door de diefstal van een plasma-beeldscherm tijdens een beurs. [Makelaars BV] had een stand gehuurd voor deelname aan de beurs 'Huis' van 14 tot en met 17 februari 2002, waarbij FEC verantwoordelijk was voor de beveiliging. De rechtbank had eerder geoordeeld dat FEC tekortgeschoten was in haar verplichtingen, wat leidde tot een schadevergoeding aan [Makelaars BV]. FEC ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het hof oordeelde dat de afspraken in het Reglement van Deelname onvoldoende concreet waren om FEC aansprakelijk te stellen voor de diefstal. Het hof concludeerde dat er geen toerekenbare tekortkoming was van FEC, omdat de beveiliging niet specifiek was geregeld en er onvoldoende bewijs was dat het ontbreken van 24-uurs bewaking een tekortkoming opleverde. Het hof verwierp ook de stelling van [Makelaars BV] dat de exoneratieclausule in de Algemene Deelnemingsvoorwaarden niet van toepassing was op de diefstal van het beeldscherm.

Uiteindelijk vernietigde het hof de eerdere vonnissen van de rechtbank en wees het de vordering van [Makelaars BV] af, waarbij het [Makelaars BV] in de kosten van het geding veroordeelde. Dit arrest benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in contracten en de rol van exoneratieclausules in aansprakelijkheidskwesties.

Uitspraak

Arrest d.d. 21 juni 2006
Rolnummer 0400448
.
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Frisian Expo Centre CV,
gevestigd te Leeuwarden,
appellante in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: FEC,
procureur: mr J. Egberts,
tegen
[Makelaars BV],
gevestigd te Franeker,
geïntimeerde in het principaal en appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [Makelaars BV],
procureur: mr W. Sleijfer.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 27 november 2002, 19 maart 2003, 17 december 2003 en 23 juni 2004 door de rechtbank te Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 22 september 2004 is door FEC hoger beroep ingesteld van de vonnissen d.d. 19 maart 2003 en 23 juni 2004 met dagvaarding van [Makelaars BV] tegen de zitting van 6 oktober 2004.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"te vernietigen de vonnissen gewezen op 19 maart 2003 en 23 juni 2004 door de Rechtbank Leeuwarden uitgesproken tussen appellante als gedaagde en geïntimeerde als eiseres en opnieuw recht doende, uitvoerbaar bij voorraad, geïntimeerde alsnog in haar vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, althans deze haar te ontzeggen en met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [Makelaars BV] verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"In het principaal appèl.
dat het het Gerechtshof te Leeuwarden mag behagen bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vonnissen van de Rechtbank Leeuwarden d.d. 19 maart 2003, 17 december 2003 en 23 juni 2004, onder rolnummer 02-707, tussen partijen gewezen, voor zoveel nodig met verbetering van de gronden, waarop deze vonnissen rusten, te bekrachtigen, met veroordeling van appellante in de kosten van beide instanties.
In het incidenteel appèl.
dat het het Gerechtshof te Leeuwarden mag behagen, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden op 17 december 2003, onder rolnummer 02-707, tussen partijen gewezen, voorzover de Rechtbank daarbij gekomen is tot een verdeling van de aansprakelijkheid en de schade tussen partijen op basis van een verhouding van 60-40, te vernietigen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Door FEC is in het incidenteel appel geantwoord met als conclusie:
"uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden, d.d. 17 december 2003, onder rolnummer 02-707, tussen partijen gewezen, zonodig onder verbetering en/of aanvullingen der gronden, te bekrachtingen ingeval uw hof er niet toe komt de vonnissen gewezen op 19 maart 2003 en 23 juni 2004 te vernietigen zoals gevorderd in het principaal appèl, met veroordeling van appellante in de kosten van beide instanties."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
FEC heeft in het principaal appel negen grieven opgeworpen.
[Makelaars BV] heeft in het incidenteel appel één grief opgeworpen.
De beoordeling
Omvang van het appel
1. Uit (de toelichting op) de grieven in principaal appel blijkt dat het beroep van FEC zich mede uitstrekt tot het vonnis van 17 december 2003 voorzover dit vonnis gronden bevat, waarop de in de vonnissen van 19 maart 2003 en 23 juni 2004 aangevallen beslissingen berusten.
Met betrekking tot de vaststaande feiten
2. Het hof zal bij de beoordeling uitgaan van de vaststaande feiten, zoals de rechtbank deze in de rechtsoverweging 2 van het tussenvonnis van 19 maart 2003 heeft weergegeven, nu daartegen geen grieven zijn aangevoerd.
De kern van het geschil
3. Het gaat in deze zaak in de kern om het volgende. [Makelaars BV] heeft van FEC een stand gehuurd voor deelname aan de beurs "Huis" van 14 tot en met 17 februari 2002 in het door FEC geëxploiteerde evenementencomplex. In artikel 7 van het in dezen van toepassing zijnde Reglement van Deelname is vermeld: "Vanaf dinsdag 12 februari 08.00 uur tot en met maandag 18 februari 18.00 uur is bewaking in de gebouwen aanwezig." Artikel 19 van de Algemene Deelnemingsvoorwaarden luidt voorts als volgt: "goederen (...) bevinden zich in het beursgebouw (...) voor rekening en risiko van de deelnemer. Het F.E.C., gemachtigden en personeel zijn niet aansprakelijk voor schade, van welke aard ook, ten gevolge van beschadiging of verloren gaan van goederen (...)."
Op 13 februari 2002, tussen 17.30 en 19.00 uur, is een Philips plasma-beeldscherm ter grootte van (ongeveer) 120 bij 70 cm uit de stand van [Makelaars BV] verdwenen; er was alstoen niemand van [Makelaars BV] aanwezig.
3.1. [Makelaars BV] houdt FEC voor de door haar geleden schade (de waarde van het beeldscherm) aansprakelijk, daartoe aanvoerende dat FEC is tekortgeschoten
in de nakoming van de in artikel 7 van het Reglement gemelde verplichting tot bewaking.
3.2. De rechtbank heeft [Makelaars BV] in dit verwijt gevolgd (rechtsoverweging 5 van het vonnis van 19 maart 2003), erop wijzend dat het ingeschakelde bewakingsbedrijf slechts aanwezig was tussen vanaf 22.00 uur 's avonds tot 's ochtends, terwijl de twee op 13 februari 2002 overdag aanwezige medewerkers met toezichthoudende taken geen specifieke bewakingsinstructies hadden gekregen. De rechtbank heeft vervolgens - na het oordeel dat FEC niet was geslaagd in bewijslevering dienaangaande - tevens het causale verband tussen het ontbreken van bewaking en de schade aangenomen, waarbij een verdeling tussen FEC en [Makelaars BV] - gelet op de wederzijdse tekortkomingen - gerechtvaardigd werd geacht op basis van de verhouding 60/40 (rechtsoverweging 6 van het vonnis van 17 december 2003). Uiteindelijk is FEC bij vonnis van 23 juni 2004 veroordeeld tot betaling van euro 11.446,22 aan [Makelaars BV], overeenkomstig diens vermeerderde eis, gebaseerd op een daartoe overgelegde factuur voor een plasmascherm ter hoogte van een dergelijk bedrag, waarbij geen aftrek wegens eigen schuld is toegepast.
Bespreking van de grieven
4. In de grieven I, II, III en IV wordt door FEC in het principaal appel onder meer opgekomen tegen het hiervoor weergegeven standpunt van de rechtbank dat FEC in de nakoming van de in artikel 7 van voormeld Reglement gelezen verplichting tot bewaking is tekortgeschoten.
4.1. Het hof onderschrijft het standpunt van FEC dat het samenspel aan afspraken tussen partijen in essentie vooral de huur van een stand door [Makelaars BV] behelst. Uit hetgeen daaromtrent door [Makelaars BV] is gesteld, kan niet worden geconcludeerd dat FEC zich aan de door [Makelaars BV] aan haar vordering ten grondslag gelegde wanprestatie ten aanzien van de beveiliging heeft schuldig gemaakt. In artikel 7 van het Reglement zijn onvoldoende concrete afspraken over die beveiliging gemaakt, en ook overigens is onvoldoende feitelijk onderbouwd dat de omstandigheid dat FEC niet 24 uur per etmaal specifiek bewakingspersoneel met uitsluitend bewakingstaken heeft ingezet, een toerekenbare tekortkoming oplevert.
4.2. Met betrekking tot de causaliteitskwestie (het verband tussen de vermeende wanprestatie en de diefstal) dient eveneens te worden geoordeeld dat de stellingen van [Makelaars BV] tekort schieten.
4.3. Deze grieven treffen bij gevolg in ieder geval in zoverre doel.
5. Wat betreft grief VI overweegt het hof voorts als volgt.
In deze grief wordt betoogd dat de rechtbank ten onrechte is voorbij gegaan aan het hiervoor geciteerde artikel 19 van de Algemene Deelnemingsvoorwaarden, welke bepaling door FEC als een exoneratie-, c.q. een vrijtekeningsbeding wordt gekwalificeerd. Deze kwestie is weliswaar in eerste aanleg blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal ter comparitie aan de orde geweest doch bij de verdere afdoening door de rechtbank ten onrechte buiten beschouwing gelaten.
5.1. Van belang is daarbij allereerst dat bedoeld artikel 19 opent met de bepaling dat goederen zich voor rekening en risico van de deelnemer in het beursgebouw bevinden. De strekking hiervan is naar het oordeel van het hof bezwaarlijk voor misverstand vatbaar, en leidt ertoe dat het hierop gedane beroep door FEC aan haar aansprakelijkheid in beginsel in de weg staat.
5.2. Het hof verwerpt tevens de - amper toegelichte - stelling van [Makelaars BV] dat artikel 19 restrictief moet worden uitgelegd. In het bijzonder verwerpt het hof het standpunt dat het verdwijnen van het plasmascherm niet onder de exoneratie zou vallen: diefstal kan immers wel degelijk onder het "verloren gaan" van goederen worden begrepen, in ieder geval is zonder nadere toelichting, die evenwel ontbreekt, niet in te zien waarom dat - in afwijking van het spraakgebruik - niet zo zou zijn. Een dergelijke beperkte uitleg laat zich daarnaast geenszins rijmen met de algemene bepaling over het risico in dezen, waarmee het artikel aanvangt.
5.3. Dat FEC zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid hierop niet zou mogen beroepen omdat (adequate) beveiliging ontbrak, gelijk [Makelaars BV] ingang wil doen vinden, valt niet in zien, mede gelet op het hiervoor onder 4.1 overwogene met betrekking tot de afwezigheid van een voldoende concrete beveiligingsverplichting van FEC jegens [Makelaars BV].
5.4 Ook grief VI slaagt derhalve.
6. Nu op grond van het hiervoor overwogene de conclusie dient te luiden dat FEC in het geheel niet aansprakelijk is te achten voor de litigieuze schade, behoeven in het principaal appel grief V (betreffende de door de rechtbank uiteindelijk niet toegepaste verdelingsmaatstaf 60/40 ten aanzien van de schade) en grief VII (aangaande de hoogte van de schade) geen afzonderlijke behandeling. Datzelfde geldt voor de in het incidentele appel door [Makelaars BV] voorgedragen grief (die eveneens betrekking heeft op meergenoemde verdeling 60/40)).
Al met al heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof ten onrechte de (gewijzigde) eis van [Makelaars BV] toegewezen en FEC in de kosten in eerste aanleg veroordeeld, zoals in grief IX in het principaal appel wordt betoogd.
Slotsom
7. De slotsom is dat de aangevallen vonnissen dienen te worden vernietigd, met veroordeling van [Makelaars BV] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep, zowel in principaal als in incidenteel appel (tarief II, in eerste aanleg 4,5 punt oud tarief en in hoger beroep 1,5 punt).
De beslissing:
Het gerechtshof:
vernietigt de vonnissen van de rechtbank Leeuwarden waarvan beroep;
en opnieuw rechtsdoende:
wijst de (gewijzigde) vordering van [Makelaars BV] af;
veroordeelt [Makelaars BV] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van FEC:
in eerste aanleg op euro 260,- aan verschotten en op euro 1.755,- aan salaris voor de procureur,
in hoger beroep op euro 458,40 aan verschotten en op euro 1.341,- aan salaris voor de procureur,
verklaart dit arrest wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs Kuiper, voorzitter, Zandbergen en Hidma, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 21 juni 2006.