De kern van het geschil
3. Het gaat in deze zaak in de kern om het volgende. [Makelaars BV] heeft van FEC een stand gehuurd voor deelname aan de beurs "Huis" van 14 tot en met 17 februari 2002 in het door FEC geëxploiteerde evenementencomplex. In artikel 7 van het in dezen van toepassing zijnde Reglement van Deelname is vermeld: "Vanaf dinsdag 12 februari 08.00 uur tot en met maandag 18 februari 18.00 uur is bewaking in de gebouwen aanwezig." Artikel 19 van de Algemene Deelnemingsvoorwaarden luidt voorts als volgt: "goederen (...) bevinden zich in het beursgebouw (...) voor rekening en risiko van de deelnemer. Het F.E.C., gemachtigden en personeel zijn niet aansprakelijk voor schade, van welke aard ook, ten gevolge van beschadiging of verloren gaan van goederen (...)."
Op 13 februari 2002, tussen 17.30 en 19.00 uur, is een Philips plasma-beeldscherm ter grootte van (ongeveer) 120 bij 70 cm uit de stand van [Makelaars BV] verdwenen; er was alstoen niemand van [Makelaars BV] aanwezig.
3.1. [Makelaars BV] houdt FEC voor de door haar geleden schade (de waarde van het beeldscherm) aansprakelijk, daartoe aanvoerende dat FEC is tekortgeschoten
in de nakoming van de in artikel 7 van het Reglement gemelde verplichting tot bewaking.
3.2. De rechtbank heeft [Makelaars BV] in dit verwijt gevolgd (rechtsoverweging 5 van het vonnis van 19 maart 2003), erop wijzend dat het ingeschakelde bewakingsbedrijf slechts aanwezig was tussen vanaf 22.00 uur 's avonds tot 's ochtends, terwijl de twee op 13 februari 2002 overdag aanwezige medewerkers met toezichthoudende taken geen specifieke bewakingsinstructies hadden gekregen. De rechtbank heeft vervolgens - na het oordeel dat FEC niet was geslaagd in bewijslevering dienaangaande - tevens het causale verband tussen het ontbreken van bewaking en de schade aangenomen, waarbij een verdeling tussen FEC en [Makelaars BV] - gelet op de wederzijdse tekortkomingen - gerechtvaardigd werd geacht op basis van de verhouding 60/40 (rechtsoverweging 6 van het vonnis van 17 december 2003). Uiteindelijk is FEC bij vonnis van 23 juni 2004 veroordeeld tot betaling van euro 11.446,22 aan [Makelaars BV], overeenkomstig diens vermeerderde eis, gebaseerd op een daartoe overgelegde factuur voor een plasmascherm ter hoogte van een dergelijk bedrag, waarbij geen aftrek wegens eigen schuld is toegepast.
Bespreking van de grieven
4. In de grieven I, II, III en IV wordt door FEC in het principaal appel onder meer opgekomen tegen het hiervoor weergegeven standpunt van de rechtbank dat FEC in de nakoming van de in artikel 7 van voormeld Reglement gelezen verplichting tot bewaking is tekortgeschoten.
4.1. Het hof onderschrijft het standpunt van FEC dat het samenspel aan afspraken tussen partijen in essentie vooral de huur van een stand door [Makelaars BV] behelst. Uit hetgeen daaromtrent door [Makelaars BV] is gesteld, kan niet worden geconcludeerd dat FEC zich aan de door [Makelaars BV] aan haar vordering ten grondslag gelegde wanprestatie ten aanzien van de beveiliging heeft schuldig gemaakt. In artikel 7 van het Reglement zijn onvoldoende concrete afspraken over die beveiliging gemaakt, en ook overigens is onvoldoende feitelijk onderbouwd dat de omstandigheid dat FEC niet 24 uur per etmaal specifiek bewakingspersoneel met uitsluitend bewakingstaken heeft ingezet, een toerekenbare tekortkoming oplevert.
4.2. Met betrekking tot de causaliteitskwestie (het verband tussen de vermeende wanprestatie en de diefstal) dient eveneens te worden geoordeeld dat de stellingen van [Makelaars BV] tekort schieten.
4.3. Deze grieven treffen bij gevolg in ieder geval in zoverre doel.
5. Wat betreft grief VI overweegt het hof voorts als volgt.
In deze grief wordt betoogd dat de rechtbank ten onrechte is voorbij gegaan aan het hiervoor geciteerde artikel 19 van de Algemene Deelnemingsvoorwaarden, welke bepaling door FEC als een exoneratie-, c.q. een vrijtekeningsbeding wordt gekwalificeerd. Deze kwestie is weliswaar in eerste aanleg blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal ter comparitie aan de orde geweest doch bij de verdere afdoening door de rechtbank ten onrechte buiten beschouwing gelaten.
5.1. Van belang is daarbij allereerst dat bedoeld artikel 19 opent met de bepaling dat goederen zich voor rekening en risico van de deelnemer in het beursgebouw bevinden. De strekking hiervan is naar het oordeel van het hof bezwaarlijk voor misverstand vatbaar, en leidt ertoe dat het hierop gedane beroep door FEC aan haar aansprakelijkheid in beginsel in de weg staat.
5.2. Het hof verwerpt tevens de - amper toegelichte - stelling van [Makelaars BV] dat artikel 19 restrictief moet worden uitgelegd. In het bijzonder verwerpt het hof het standpunt dat het verdwijnen van het plasmascherm niet onder de exoneratie zou vallen: diefstal kan immers wel degelijk onder het "verloren gaan" van goederen worden begrepen, in ieder geval is zonder nadere toelichting, die evenwel ontbreekt, niet in te zien waarom dat - in afwijking van het spraakgebruik - niet zo zou zijn. Een dergelijke beperkte uitleg laat zich daarnaast geenszins rijmen met de algemene bepaling over het risico in dezen, waarmee het artikel aanvangt.
5.3. Dat FEC zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid hierop niet zou mogen beroepen omdat (adequate) beveiliging ontbrak, gelijk [Makelaars BV] ingang wil doen vinden, valt niet in zien, mede gelet op het hiervoor onder 4.1 overwogene met betrekking tot de afwezigheid van een voldoende concrete beveiligingsverplichting van FEC jegens [Makelaars BV].
5.4 Ook grief VI slaagt derhalve.