ECLI:NL:GHLEE:2006:AX9606

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001245-05
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterechte winst uit de levering van ongecertificeerd zaaizaad door valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 7 juni 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde, die ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31 heeft geleverd aan boeren, terwijl de bijbehorende facturen en vrachtnota's vals waren. De rechtbank had eerder de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het voordeel afgewezen, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd.

Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van en/of uit baten van soortgelijke feiten als waarvoor zij is veroordeeld. De getuigenverklaringen gaven voldoende aanwijzingen dat de gehele partij ongecertificeerd zaaid van het ras USO 31 in 2003 aan boeren is uitgeleverd, met valse documentatie die hen de indruk gaf dat zij gecertificeerd zaaizaad ontvingen. Dit leidde tot onterecht verkregen subsidies voor de boeren.

Het hof heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 32.201,00, wat de kosten van gecertificeerd zaaizaad en andere gerelateerde kosten omvatte. De veroordeelde is verplicht gesteld dit bedrag aan de Staat te betalen. Het hof heeft geen aanwijzingen gevonden dat de veroordeelde niet in staat zou zijn om dit bedrag te betalen. De uitspraak van het hof is een bevestiging van de noodzaak om valsheid in geschrift en onterecht verkregen voordeel aan te pakken in het strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001245-05
Arrest van 7 juni 2006 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Groningen van 8 februari 2005, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[veroordeelde],
gevestigd te [vestigingsplaats], [adres].
Verschenen is de raadsman van veroordeelde, mr. G.W. Breuker, advocaat te Groningen.
De beslissing waarvan beroep
De rechtbank te Groningen heeft bij voormeld vonnis, op tegenspraak gewezen, de vordering van de officier van justitie ter ontneming van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan veroordeelde betekend.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van veroordeelde heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn veroordeelde ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering zal toewijzen tot het bedrag van € 16.626,--.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal de uitspraak, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De feiten, waarop de beslissing tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gebaseerd
De veroordeelde is bij arrest van dit hof (parketnummer 24-000375-05) ter zake van het in de periode van 1 april 2003 tot en met 25 september 2003 in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland op verschillende tijdstippen, tezamen en in vereniging met anderen, plegen van valsheid in geschrift, veroordeeld tot straf.
De veroordeelde heeft uit het bewezen verklaarde handelen voordeel verkregen. Er zijn tevens voldoende aanwijzingen dat zij voordeel heeft verkregen door middel van en/of uit baten van soortgelijke feiten als die waarvoor zij is veroordeeld.
Het hof overweegt hieromtrent dat op grond van de verklaringen van onder meer de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] er voldoende aanwijzingen zijn, dat de gehele van [onderneming] retour gekomen partij ongecertificeerd zaad van het ras USO 31 in 2003 aan boeren is uitgeleverd als zaaizaad, terwijl de bij dat zaad aan de betreffende boeren geleverde facturen en/of vrachtnota's in strijd met de waarheid een ànder ras vermeldden - in de regel Futura 75 of Felina 74. Van dit andere ras werden daarbij losse certificaten aan de boeren geleverd, welke certificaten nog in het bedrijf van verdachte aanwezig waren, geheel of gedeeltelijk afkomstig van een verloren gegane partij zaaizaad uit 2002. Aannemelijk is dat de valsheid in de facturen en vrachtnota's voor de acceptatie door de boeren van ongecertificeerd zaaizaad van belang was: daardoor werd bij hen immers de indruk en het vertrouwen gewekt dat hen, conform de bijgeleverde certificaten, gecertificeerd zaaizaad van de rassen Futura 75 en Felina 74 werd geleverd waarvoor de boeren aanspraak konden maken op subsidie (Mc-Sharry premie). Zonder de valse facturen en vrachtnota's had veroordeelde het ongecertificeerde zaaizaad van het ras USO 31 dus niet hebben kunnen leveren, en had zij gecertificeerd zaaizaad moeten inkopen. Aannemelijk is geworden dat de kosten van gecertificeerd zaaizaad aanzienlijk hoger zouden zijn geweest dan de waarde van het aanwezige zaad volgens de oorspronkelijke bestemming van oliewinning dan wel vogel- of visvoer. Het verschil moet worden aangemerkt als het wederrechtelijk verkregen voordeel dat is verkregen uit de feiten als hiervoor bedoeld.
De vaststelling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat
Bij de bepaling van de hoogte van het geschatte voordeel gaat het hof uit van het navolgende. De partij zaaizaad waar het om gaat bedroeg 15.540 kg. Blijkens het proces-verbaal inzake wederrechtelijk verkregen voordeel van 6 februari 2004, waarvan de juistheid door verdachte niet is betwist, gold voor verdachte voor gecertificeerd zaaizaad een inkoopprijs van (tenminste) € 3,-- per kg, terwijl de aanwezige partij zaad voor de winning van olie of verwerking tot visvoer naar verwachting € 0,41 (ongeschoond) - € 0,61 (geschoond) per kg zou hebben opgebracht.
Daarnaast zijn door veroordeelde nog extra kosten gemaakt in verband met het voor uitlevering gereed maken van het ongecertificeerde zaaizaad, zoals gespecificeerd in genoemd proces-verbaal van bevindingen, welke kosten in rechtstreeks verband staan met de feiten waaruit het voordeel is ontstaan.
Inkoopprijs ter vervanging illegale afzet € 46.670,--
Marktwaarde legale afzet (olie, voer) € 11.357,--
-------------------- +
Voordeel (netto besparing) € 35.313,--
Kosten (direct toerekenbaar) € 3.112,--
-------------------- _
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 32.201,--
Gezien het bovenstaande en op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen stelt het hof vast, dat veroordeelde met betrekking tot de voormelde strafbare feiten en soortgelijke feiten als die waarvoor zij is veroordeeld aan wederrechtelijk voordeel heeft verkregen: € 32.201,--.
Derhalve zal het hof veroordeelde de verplichting opleggen om een bedrag van € 32.201,-- aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat zij door middel van en/of uit de baten van voormelde strafbare feiten en soortgelijke feiten als die waarvoor zij is veroordeeld, heeft verkregen.
Het is het hof noch uit de stukken, noch uit de behandeling ter zitting van het hof gebleken dat er bij veroordeelde geen draagkracht is of in de toekomst naar redelijke verwachting niet zal zijn.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36e en 36e (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt de uitspraak, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
stelt het bedrag waarop het door veroordeelde [veroordeelde] voornoemd wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van tweeëndertigduizend tweehonderdéén euro;
legt de veroordeelde [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van tweeëndertigduizend tweehonderdéén euro ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Lok als griffier, zijnde mr. S.J. van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.