2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Belanghebbende, geboren .. september 19.., ongehuwd, drijft in het jaar 2000 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak.
2.2 Op 14 juni 2002 is aan belanghebbende een aanmaning gestuurd voor het doen van de aangifte IB/PV voor het jaar 2000.
2.3 Op 22 november 2002 heeft de inspecteur ambtshalve een aanslag IB/PV voor het jaar 2000 naar een belastbare inkomen van ƒ 80.000, - aan belanghebbende opgelegd, alsmede een verzuimboete ten bedrage van ƒ 750, -. Het belastbaar inkomen van ƒ 80.000, - is ontleend aan het belastbare inkomen over het jaar 1999 van ƒ 74.700, -.
2.4 Tegen de aanslag en de verzuimboete heeft de gemachtigde van belanghebbende op 30 december 2002 bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift is gesteld dat de aangifte IB/PV voor het jaar 2000 tijdig is ingediend en dat de winst uit onderneming ƒ 53.636, - bedraagt. In een telefonisch contact met de inspecteur op 28 februari 2003 heeft de gemachtigde toegezegd een kopie van de aangifte IB/PV 2000 toe te sturen.
2.5 Op 14 maart 2003 doet de inspecteur, nu schriftelijk, een herhaald verzoek aan de gemachtigde. Opnieuw is verzocht een kopie van de aangifte IB/PV voor het jaar 2000 op te sturen. De gemachtigde heeft daarop gereageerd bij brief van 26 maart 2003, waarin hij voor het aanleveren van de gevraagde bescheiden uitstel heeft verzocht tot 1 mei 2003. Blijkens de brief d.d. 6 mei 2003 van de inspecteur is dit uitstel verleend, maar zijn de gevraagde stukken niet voor 1 mei 2003 bij de inspectie ingekomen. In de brief van 6 mei 2003 krijgt de gemachtigde opnieuw een termijn daarvoor, aflopend op 21 mei 2003.
2.6 De inspecteur heeft op 23 mei 2003 uitspraak gedaan op het bezwaar. In de bestreden uitspraak heeft hij aangegeven tot op de dag van 23 mei 2003 geen aangifte IB/PV voor het jaar 2000 van belanghebbende te hebben ontvangen.
2.7 Tegen de uitspraak heeft de gemachtigde beroep ingesteld. Als bijlagen heeft de gemachtigde tweemaal, te weten op 22 juli 2003 en op 10 september 2003, de aangifte IB/PV 2000 en de jaarstukken van dat jaar aan het hof gestuurd. In beide motiveringen van het beroep, ingekomen op 22 juli 2003 en op 10 september 2003 stelt de gemachtigde van belanghebbende op 10 mei 2003 de gevraagde bescheiden aan de inspecteur te hebben gestuurd.
2.8 Ter zitting van 23 februari 2005 heeft de gemachtigde een kopie van de aangifte IB/PV 2000, alsmede de jaarstukken 2000 overgelegd. Die vermelden als dagtekening 22 februari 2002. Eveneens geeft de gemachtigde ter zitting aan dat hij niet weet of belanghebbende zowel in de aanslagfase als in de bezwaarfase daadwerkelijk de aangifte heeft verzonden naar de belastingdienst. Het onderzoek ter zitting is op 23 februari 2005 geschorst. Het hof heeft de inspecteur ter zitting toestemming gegeven om een volledig onderzoek te verrichten naar de juistheid van de aangifte. De inspecteur is daartoe vervolgens overgegaan en heeft de gemachtigde verzocht om nadere informatie over de aangifte IB/PV 2000. De verkregen informatie was van dien aard dat de inspecteur – zoals blijkt uit zijn brief d.d. 29 juli 2005 – heeft besloten de ambtshalve opgelegde aanslag IB/PV 2000 te handhaven. Een afschrift van de brief van 29 juli 2005 heeft het hof aan de gemachtigde gestuurd. Hierop heeft de gemachtigde gereageerd bij brief d.d. 8 september 2005, op welke brief de inspecteur vervolgens heeft gereageerd bij brief met dagtekening 24 oktober 2005. Van voormelde stukken zijn afschriften verstuurd aan de tegenpartij.
2.9 Het onderzoek ter zitting is vervolgd op 22 mei 2006. In tegenstelling tot de inspecteur is de gemachtigde ter zitting van 26 mei 2006 niet verschenen.