ECLI:NL:GHLEE:2006:AY4053
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- A. Bloem
- J. Keur
- M. van Eck
- A. Streppel
- Rechtspraak.nl
Gerechtelijke vaststelling van vaderschap en erkenning in het afstammingsrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 juli 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van een moeder tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van haar minderjarige kind, geboren op 28 april 2005. De moeder, van Dominicaanse afkomst en niet in het bezit van de Nederlandse nationaliteit, had eerder bij de rechtbank te Leeuwarden een verzoek ingediend dat was afgewezen. De vader, die de Nederlandse nationaliteit heeft, had het kind op 2 mei 2005 erkend. De moeder stelde dat het vaderschap van de man kon worden vastgesteld, ondanks de erkenning, en dat dit noodzakelijk was voor de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit voor het kind.
Het hof oordeelde dat artikel 1:207 lid 2 sub a van het Burgerlijk Wetboek in de weg staat aan de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, indien het kind al door de vader is erkend. Het hof benadrukte dat de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap is bedoeld als een laatste middel voor de moeder en het kind om een familierechtelijke relatie tot stand te brengen met een verwekker die weigert te erkennen. In dit geval was er echter geen sprake van een dergelijke situatie, aangezien de man reeds de juridisch vader was door erkenning.
De moeder had ook aangevoerd dat de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap het kind zou helpen om sneller de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen, maar het hof oordeelde dat dit belang niet beschermd wordt door artikel 1:207 BW. Het hof concludeerde dat er geen gronden aanwezig waren voor de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en bekrachtigde de beschikking van de rechtbank. De kosten van het geding werden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten droeg.