ECLI:NL:GHLEE:2006:AY5844
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.M. van der Meer
- K. de Jong-Braaksma
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting naheffingsaanslag privé-gebruik bestelauto
In deze zaak gaat het om een geschil over de naheffingsaanslag omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd voor het privé-gebruik van een bestelauto in het jaar 2001. De Belastingdienst had een naheffingsaanslag van € 421,- opgelegd, samen met een beschikking heffingsrente van € 21,-. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, wat leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring door de inspecteur, die de naheffingsaanslag verlaagde tot € 285,- en de heffingsrente tot € 14,-. Hierna heeft belanghebbende beroep aangetekend bij het Gerechtshof te Leeuwarden.
De mondelinge behandeling vond plaats op 9 januari 2006 en 26 juni 2006, waarbij beide partijen hun standpunten en pleitnota's hebben gepresenteerd. Belanghebbende betoogde dat de bijtelling voor het privé-gebruik van de bestelauto te hoog was, terwijl de inspecteur van mening was dat deze correct was vastgesteld. Het hof heeft de relevante feiten vastgesteld, waaronder het aantal zakelijke kilometers en de cataloguswaarde van de bestelauto.
Het hof overwoog dat volgens de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 de belasting op het privé-gebruik van de auto moet worden berekend op basis van de onttrekking die voor de inkomstenbelasting is vastgesteld. Aangezien het hof in een eerdere uitspraak had geoordeeld dat 25% van de cataloguswaarde als onttrekking voor de inkomstenbelasting moest worden aangemerkt, concludeerde het hof dat de naheffingsaanslag voor de omzetbelasting terecht was vastgesteld op 12% van die onttrekking. Het hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling.