ECLI:NL:GHLEE:2006:AY6979

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
600062
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • J.C. van Dijk
  • H. Hidma
  • A. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurder aansprakelijk voor schade door illegaal stroomafnemen in gehuurde woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Meppel, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan Essent Netwerk B.V. [appellant] betwist dat hij als huurder van het pand [adres] verantwoordelijk is voor de illegale afname van elektriciteit en de hennepplantage die in het pand werd aangetroffen. Het hof oordeelt echter dat, ongeacht zijn claims dat hij niet in het pand woonde of gebruik maakte van de elektriciteit, hij als huurder een zorgplicht had om ervoor te zorgen dat er geen illegale activiteiten plaatsvonden in de door hem gehuurde woning. Het hof wijst erop dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij geen contract had met Essent, terwijl hij eerder had verklaard dat hij de elektriciteitsaansluiting had geregeld. De grieven van [appellant] worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders met betrekking tot de zorgplicht en de gevolgen van illegale activiteiten in gehuurde panden.

Uitspraak

Arrest d.d. 23 augustus 2006
Rolnummer 0600062
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
procureur: mr S. Maakal,
tegen
Essent Netwerk B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Essent,
procureur: mr P.R van den Elst.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 28 juli 2005 en 27 oktober 2005 door de sector kanton, locatie Meppel van de rechtbank te Assen, verder aan te duiden als de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 19 januari 2006 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van de genoemde vonnissen met dagvaarding van Essent tegen de zitting van 1 februari 2006.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"om bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank Assen, sector kanton, locatie Meppel d.d. 27 oktober 2005, onder rolnummer 154572/CV EXPL 05-405 tussen partijen gewezen, te vernietigen en opnieuw rechtdoende geïntimeerde alsnog niet-ontvankelijk in haar vorderingen te verklaren dan wel de vorderingen van geïntimeerde alsnog af te wijzen, alsmede geïntimeerde te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen appellant naar aanleiding van het vonnis heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de betaling, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door Essent verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, zonodig onder verbetering en/of aanvulling van gronden, appellant niet-ontvankelijk te verklaren met betrekking tot het tussenvonnis van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Meppel d.d. 28 jullie en te bekrachtigen het vonnis van 27 oktober 2005, gewezen onder rolnummer 154572/CV EXPL 05-405, gewezen tussen appellant als gedaagde en geïntimeerde als eiseres en bij arrest uitvoerbaar bij voorraad appellant te veroordelen in de kosten van het hoger beroep."
Voorts heeft [appellant] een akte overlegging producties genomen en heeft Essent een antwoordakte genomen.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft zes grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen het tussenvonnis van 28 juli 2005 zijn geen grieven ontwikkeld, zodat [appellant] in zoverre in zijn appel niet kan worden ontvangen.
2. Als gesteld en erkend, dan wel niet (voldoende) gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud der overgelegde bescheiden, staat tussen partijen het volgende genoegzaam vast:
- [appellant] en zijn medegedaagde in eerste aanleg [betrokkene] (verder kortweg aan te duiden als [betrokkene]) huurden met ingang van 1 februari 2004 het pand [adres] van [verhuurder], zulks door bemiddeling van National Home Rentals. De huurovereenkomst is schriftelijk vastgelegd.
- [appellant] heeft voor het aangaan van bedoelde huurovereenkomst een werkgeversverklaring afgegeven aan de verhuurder.
- [appellant] heeft - zie blz. 10 van na te noemen proces-verbaal - tegenover een medewerker van de FIOD-ECD verklaard dat hij de elektriciteitsaansluiting voor het gehuurde pand bij Essent heeft geregeld.
- Blijkens een daarvan opgemaakt proces-verbaal van de politie regio IJsselland, district midden (dossiernummer: PLO4MI/04-502340) is op 15 april 2004 door de FIOD-ECD noordoost, kantoor Almelo een inval gedaan in vorenbedoeld, door [appellant] en [betrokkene] gehuurde, pand, waarbij in een schuur een hennepkwekerij werd aangetroffen. Uit onderzoek ter plaatse bleek dat de in het pand de elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage werd afgetapt voor de zich in dat pand bevindende meter van Essent. De verzegeling van de elektriciteitsmeter was verbroken.
- Essent heeft terzake van stroomlevering ten behoeve van het pand [adres] maandelijks een voorschotnota gezonden aan [appellant]. Een van die voorschotnota's (d.d. 19 maart 2004) is door de opsporingsambtenaren - bij gelegenheid van de inval en het daarop gevolgde onderzoek op 15 april 2004 - aangetroffen in de auto van [appellant].
- De toegezonden voorschotnota's zijn nimmer betwist en steeds voldaan.
- [appellant] is (mede) op grond van de bevindingen, als neergelegd in het hiervoor bedoelde proces-verbaal, op 27 juni 2005 door de rechtbank Zwolle-Lelystad - bij verstek - veroordeeld ter zake van medeplichtigheid van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, eerste lid van de Opiumwet. [appellant] heeft tegen bedoeld vonnis tijdig hoger beroep ingesteld; op 21 april 2006 heeft de mondelinge behandeling van deze strafzaak in hoger beroep plaatsgevonden, welke behandeling vervolgens is aangehouden.
3. [appellant] heeft in eerste aanleg de door Essent gepresenteerde schadeberekening niet betwist.
4. De kantonrechter heeft [appellant] en [betrokkene] bij het vonnis waarvan beroep, hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de door Essent gevorderde schade, zoals deze bij akte d.d. 25 augustus 2005 door Essent was beperkt.
Met betrekking tot grief 1:
5. De grief strekt ten betoge dat de onderhavige vordering niet aan Essent maar aan Essent Retail BV toebehoort.
6. Essent heeft in de memorie van antwoord omstandig en gemotiveerd verweer gevoerd tegen de in de grief neergelegde - nieuwe - stelling van [appellant] en deze afdoende weerlegd. Nu [appellant] daarop in zijn nadere akte met geen woord meer heeft gereageerd, moet de betreffende stelling van [appellant] worden verworpen.
7. De grief snijdt geen hout.
Met betrekking tot grief 2:
8. De grief komt op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] als huurder van het perceel [adres] van Essent energie afnam.
9. Het hof is op grond van de vaststaande feiten, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat [appellant] als huurder van [adres] geacht moet worden energie van Essent te hebben afgenomen.
Dat [appellant] - zoals hij stelt - niet woonachtig is geweest in bedoeld pand en daarvan ook geen gebruik heeft gemaakt en evenmin betrokken is geweest bij de hennepplantage en/of het illegaal afnemen van elektriciteit, doet er niet aan af dat de onderhavige schade (mede) voor zijn rekening en risico dient te komen, nu hij immers huurder van bedoeld pand was en er in zoverre een zorgplicht jegens Essent op hem rustte om erop toe te zien dat niet op illegale wijze stroom werd afgetapt in de door hem gehuurde woning. Zulks klemt temeer nu [appellant] weliswaar betwist een contract terzake stroomlevering met Essent te hebben gesloten, maar niet is teruggekomen op zijn tegenover de ambtenaar van de FIOD-ECD afgelegde verklaring omtrent het regelen van de aansluiting (zie hiervoor onder de vaststaande feiten).
10. Gelet op hiervoor vastgestelde schending van de zorgplicht, welke [appellant], als huurder van de woning, waaraan door Essent stroom werd geleverd, jegens Essent in acht had te nemen, behoeft de vraag of de door Essent gehanteerde algemene voorwaarden al dan niet van toepassing zijn in de relatie [appellant]/Essent, geen beantwoording.
11. Het hof gaat derhalve aan het door [appellant] gedane aanbod tot (tegen)bewijs voorbij, nu dat relevantie mist.
12. De grief faalt.
Met betrekking tot de grieven 3 en 4:
13. Grief 3 betoogt dat de kantonrechter in zijn rechtsoverweging 4.2 ten onrechte heeft overwogen dat Essent niet behoeft te worden belast met het bewijs van de hoogte van de schade. In grief 4 betwist [appellant] alsnog onderdelen van de door Essent gevorderde schade. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
14. Nu [appellant] de door Essent gevorderde schade alsnog op onderdelen (gemotiveerd) heeft betwist, zal het hof daarop nader hebben in te gaan. [appellant] heeft derhalve in zoverre geen belang bij zijn grief 3.
15. Essent heeft bij memorie van antwoord zeer gemotiveerd en deels onderbouwd door producties de in de toelichting op grief 4 door [appellant] geuite kritiek op de schadeberekening afdoende weerlegd. Nu [appellant] in zijn nadere akte daarop in het geheel niet meer heeft gereageerd, verwerpt het hof de door [appellant] in appel tegen de hoogte van de schade ontwikkelde bezwaren.
16. De grieven treffen geen doel.
Met betrekking tot de grieven 5 en 6:
17. De grieven komen op tegen de toewijzing van de vordering in eerste aanleg en tegen de veroordeling van [appellant] in de proceskosten. De grieven delen het lot van de voorgaande grieven en behoeven geen zelfstandige behandeling.
Slotsom
18. Het vonnis van 27 oktober 2005, waarvan beroep, dient te worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure in hoger beroep (salaris procureur: 1,5 punt tarief I).
Beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn appel tegen het tussenvonnis van 28 juli 2005;
bekrachtigt het vonnis van 27 oktober 1005, waarvan beroep, voorzover tussen Essent en [appellant] gewezen;
veroordeelt [appellant] in de kosten van deze procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Essent begroot op euro 248,-- aan verschotten en op euro 948,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest voor wat de kostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr Mollema, voorzitter en mrs J.C. van Dijk en Hidma, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 23 augustus 2006.