2. De feiten
Blijkens de gedingstukken stelt het hof als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1 Belanghebbende is accountant en belastingadviseur. Van de USZO/ABP ontvangt hij in het onderhavige jaar (en de jaren daarvoor) een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2.2 Met ingang van 1 januari 1997 zijn belanghebbende en zijn echtgenote een vennootschap onder firma aangegaan onder de naam “V.O.F. C” (: de VOF).
2.3 De considerans van het vennootschapscontract van de VOF vermeldt het volgende, waarbij met partij A en met partij B de echtgenote respectievelijk belanghebbende worden bedoeld.
“- dat zij sinds 01 januari 1984 met gezamenlijke inspanning een Administratiekantoor en Belastingadviesburo exploiteren voor rekening van partij A, mevrouw D voornoemd.
- dat partij A door o.a. uitbouw van de clientenkring alsmede het feit dat het werk in het algemeen meer aandacht en specifieke deskundigheid gaat vereisen, deze werkzaamheden alleen alsook met hulp van het personeel niet volledig meer kan uitoefenen
- dat partij B, X, reeds lid is van het Nederlands College voor Belastingadviseurs en derhalve gerechtigd is de titel van College Belastingadviseur (CB) te voeren
- Dat het C gevestigd te Vriescheloo, vertegenwoordigd door partij B, de heer X CB, reeds is aangesloten bij E B.V., zijnde een samenwerkingsverband met Registeraccountants en Fiscaal Juristen. (…)
- dat partij B reeds een deel van de diverse zakelijk werkzaamheden heeft waargenomen voor partij A
- dat als gevolg hiervan een deel van de (advies)werkzaamheden reeds een belangrijke taak van vennoot B vereisen
- dat hij als gevolg van deze ontwikkeling zelfstandig deelneemt in de leiding en het beheer van de gehele onderneming
- dat in verband met bovenstaande (reeds daterend van ongeveer eind 1996) feitelijke situatie is besloten het bedrijf met ingang van 1 januari 1997 voor gezamenlijke rekening als vennootschap onder firma te gaan exploiteren.”
2.4 De netto winst van de VOF na aftrek van de over het kapitaal te vergoeden rente is volgens artikel 9 van het vennootschapscontract 30% voor belanghebbende en 70% voor zijn echtgenote. De winst in vorenbedoelde zin bedraagt in het jaar 1999 ƒ 23.990, -. Volgens het vennootschapscontract is bij vorenvermelde winstverdeling rekening gehouden met de uren en met de te verrichten werkzaamheden van belanghebbende.
2.5 De werkzaamheden van de VOF bestaan onder andere uit het coderen en boeken van administraties - door belanghebbende “massawerk” genoemd -, het verzorgen van loonadministraties en het samenstellen van jaarrekeningen. Het coderen en boeken van administraties vormt het grootste deel van de werkzaamheden van de VOF. Deze werkzaamheden verrichten alleen belanghebbendes echtgenote en de enige werkneemster van de VOF, mevrouw F. In een door belanghebbende zelf opgestelde brief d.d. 10 oktober 2001 ten behoeve van de urenverantwoording voor de zelfstandigenaftrek geeft hij aan dat zijn echtgenote voor de VOF 55 productieve uren per week maakt. Belanghebbende zelf daarentegen is 30 uren per week productief, welke uren gemaakt worden tijdens kantooruren, ’s avonds en weekends. Hij is wel per week 35 uren aanwezig op kantoor, maar is vanwege zijn gezondheid niet in staat om die 35 uren productief te zijn. Zijn echtgenote doet van alles - waaronder telefoon aannemen, halen en brengen van administraties, verzorgen van koffie en thee, coderen en boeken van administraties, bijhouden van administratie van de VOF, schoonmaken, kopiëren etc. -, maar houdt zich niet bezig met fiscale zaken. Belanghebbende verzorgt onder meer periodieke aangiften voor de omzetbelasting, de loonheffing en de inkomstenbelasting. Verder controleert hij de opgemaakte jaarrekeningen, heeft hij contact met de belastingdienst en adviseert hij de cliënten van de VOF. Mevrouw F doet ook alles, behalve fiscale zaken.
2.6 De onderneming wordt uitgeoefend in en vanuit een houten kantoorunit, dat gelegen is op het erf van het privé-huurhuis dat door belanghebbende en zijn echtgenote wordt gehuurd en bewoond. De kantoorunit staat los van het woonhuis. De huurprijs van het woonhuis is in het jaar 1999 ƒ 7.491, -. De kantoorunit is eigendom van belanghebbende en/of zijn echtgenote. De kosten van gas, water en elektriciteit (: energiekosten) – welke volgens belanghebbende ƒ 6.780, - bedragen en volgens de inspecteur ƒ 6.335, - - hebben zowel betrekking op het woonhuis als op de kantoorunit.
2.7 In het jaar 2000 is door de inspecteur in de persoon van de heer G een boekenonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek betrof de omzetbelasting over de jaren 1995 tot en met 1999 en de inkomstenbelasting 1995 tot en met 1997. Met betrekking tot de jaren 1998 en 1999 waren alleen voorlopige cijfers bekend. Op 24 augustus 2000 zijn de resultaten van het boekenonderzoek met belanghebbende besproken. Blijkens de brief van 31 augustus 2000 van de heer G zijn er met belanghebbende afspraken gemaakt met betrekking tot de huur van het woonhuis en met betrekking tot de energiekosten. Afgesproken is dat 50 percent van de huur zakelijke doeleinden betreft en dat 50 percent van de huur als privé moet worden aangemerkt. Voor de energiekosten is een zakelijk-privé verhouding van 60 percent – 40 percent afgesproken. Bij wijziging van de voor voormelde afspraken geldende uitgangspunten zullen ook de verdelingen gewijzigd worden.
2.8 Na 28 februari 2002 is bij de belastingdienst de aangifte IB/PV over het jaar 1999 van belanghebbende ingekomen. Aangifte is gedaan naar een belastbaar inkomen van ƒ 23.971, -. In de aangifte is uitgegaan van een winstaandeel voor belanghebbende van 20 percent. De bij hem in de aangifte in aanmerking genomen huur en energiekosten bedragen 20 percent van ƒ 3.736, - respectievelijk 20 percent van ƒ 2.831,62.
2.9 In de aangifte is eveneens een aftrekpost van ƒ 2.747, - opgenomen, aangeduid als rente. Ook in de jaren 1996 tot en met 1998 wordt dit bedrag als rente ten laste van het inkomen gebracht. Deze rente heeft te maken met een schuld van belanghebbende en van zijn echtgenote aan B.V. H, welke als restschuld is ontstaan na executoriale verkoop in 1984 van een hen in eigendom toebehorende woning. Zij hebben ook een schuld aan I N.V.. Als buitengewone lasten, te weten ziektekosten, is voorts na toepassing van de drempel van ƒ 8.363, - een bedrag van ƒ 7.055, - afgetrokken. Van het in de aangifte opgevoerde totale bedrag aan ziektekosten van ƒ 15.418, - ziet een bedrag van ƒ 8.343, - op diverse ziektekosten.
2.10 Nadat over de aangifte vragen zijn gesteld heeft de inspecteur de aangifte IB/PV gecorrigeerd als volgt:
Bij: winstaandeel 57% in plaats van 20% ƒ 8.877, -;
Bij: huisvestingskosten 57% van ƒ 3.736 (huur)
en 57% van ƒ 809 (energiekosten) ƒ 2.590, -;
Bij: rente van schulden ƒ 2.747, -;
Bij: buitengewone lasten ƒ 7.055, -;
Belastbaar inkomen ƒ 45.240, -
2.11 Op 22 februari 2002 is aan belanghebbende een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 45.240, -. Bij uitspraak op bezwaar is deze aanslag gehandhaafd. In de beroepsfase is namens belanghebbende aangegeven dat het onder 2.9 vermelde bedrag van ƒ 8.343, - dubbeltellingen kent ter grootte van (afgerond) ƒ 1.509. Het resterende bedrag van ƒ 6.834, - ziet voor een deel ad ƒ 767,28 op uitgaven gedaan bij J, voor een deel ad ƒ 3.697,52 op uitgaven gedaan bij DA Drogisterij K en voor een deel van ƒ 2227,54 op bedragen betaald aan deurwaarderskantoren.