2. Het gaat in dit geding - samengevat - om het volgende.
2.1. [geïntimeerde] is van 1 juni 1993 tot en met 19 juni 1995 op basis van een arbeidsovereen-komst bij Bosman & Bosman werkzaam geweest. Gedurende het dienstverband is achterstand ontstaan in de betaling door Bosman & Bosman van het aan [geïntimeerde] toekomende loon en overige emolumenten. [geïntimeerde] heeft Bosman & Bosman ter zake hiervan op 4 juli 1995 gedagvaard voor de kantonrechter te Groningen. In deze procedure - met zaak/rolnummer: 36715/CG EXPL 95-5326 - hebben partijen voor een gedeelte van de vordering een schikking getroffen, terwijl voorts Bosman & Bosman bij vonnis van 12 juni 1996 is veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van de in het dictum van dat vonnis genoemde (merendeels) netto-bedragen.
2.2. Partijen hebben nadien een minnelijke regeling getroffen in die zin dat Bosman
& Bosman tegen finale kwijting een bedrag van ƒ 70.000,-- netto aan [geïntimeerde] betaalt. De regeling is neergelegd in de brief van de gemachtigde van [geïntimeerde] d.d.
13 augustus 1996 en houdt - onder meer - in dat het bedrag van ƒ 70.000,-- en de reeds betaalde bedragen netto bedragen zijn en dat Bosman & Bosman daarnaast als werkgever aan zijn fiscale verplichtingen dient te voldoen.
2.3. Bosman & Bosman heeft genoemd bedrag van ƒ 70.000,-- aan [geïntimeerde] betaald. Voorts heeft [geïntimeerde] op basis van eerdergenoemd vonnis van de kantonrechter van 12 juni 1996 via een executoriaal beslag onder een verzekeringsportefeuille van Bosman & Bosman een bedrag van ƒ 38.516,51 geïncasseerd. [geïntimeerde] heeft van deze netto ontvangsten aangifte gedaan bij de belastingdienst in het kader van de inkomstenbelasting 1996.
2.4. De fiscus heeft voor het jaar 1996 [geïntimeerde] een aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen opgelegd, waartegen [geïntimeerde] bezwaar heeft gemaakt en vervolgens beroep heeft ingesteld bij de belastingkamer van dit hof.
2.5. [geïntimeerde] heeft bij brief van 18 februari 2000 aan Bosman & Bosman meegedeeld dat de belastingdienst van oordeel is dat hij over het door Bosman & Bosman uitbetaalde nettobedrag nog belasting verschuldigd is en dat hij dit bedrag op Bosman & Bosman zal verhalen indien de fiscus zijn standpunt handhaaft.
1.6. Nadat de belastingkamer van dit hof bij uitspraak van 4 augustus 2003 de te verrekenen loonheffing over 1996 op ƒ 31.310,-- heeft vastgesteld, heeft de fiscus bij brief van 25 september 2003 aan [geïntimeerde] meegedeeld dat de aanslag inkomsten-belasting 1996 nog euro 11.584,60 bedraagt en hem verzocht dit bedrag te betalen. [geïntimeerde] heeft Bosman & Bosman in kort geding gedagvaard voor de kantonrechter te Groningen ter zake van betaling bij wijze van voorschot van het bedrag van bedoelde aanslag. Een door Bosman & Bosman gevraagd uitstel van de zitting van dit kort geding is door [geïntimeerde] geweigerd. Bij vonnis van 12 november 2003 heeft de kantonrechter de vordering van [geïntimeerde] toegewezen. Ter uitvoering van dat kortgedingvonnis heeft Bosman & Bosman een bedrag van euro 12.174,80 (inclusief proceskosten) aan [geïntimeerde] betaald.
1.7. In deze bodemprocedure heeft Bosman & Bosman terugbetaling gevorderd van laatstgenoemd bedrag, primair op grond van de stelling dat zij onverschuldigd betaald heeft en subsidiair op grond van onrechtmatig handelen van [geïntimeerde].
1.8. [geïntimeerde] heeft de vordering betwist en in reconventie gevorderd betaling door Bosman & Bosman van een bedrag van euro 2.244,48 met rente en kosten, ter zake van door Bosman & Bosman nog verschuldigde loonheffing 1996.
1.9. De kantonrechter heeft bij vonnis waarvan beroep de conventionele vordering van Bosman & Bosman afgewezen en de reconventionele vordering van [geïntimeerde] toegewezen.