Arrest d.d. 20 september 2006
Rolnummer 0500493
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr G. Machiels,
Emonta B.V.,
gevestigd te Drachten,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Emonta BV,
procureur: mr J.F. Verwilligen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 19 april 2005 door de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Opsterland, verder aan te duiden als de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 15 juli 2005 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Emonta BV tegen de zitting van 14 september 2005. Bij herstelexploot van 23 september 2005 is Emonta BV vervolgens opgeroepen tegen de zitting van 5 oktober 2005.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"dat het Gerechtshof het vonnis op 19 april 2005 door de Rechtbank te Leeuwarden, sector Kanton, locatie Opsterland, tussen partijen onder rolnummer 04-1814 gewezen, vernietigt, en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van appellant alsnog toewijst, in dier voege, dat bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaard wordt, dat tussen appellant en geïntimeerde een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen voor een periode van twee jaar, van 1 november 2003 tot en met 1 november 2005;
2. geïntimeerde te veroordelen aan appellant te betalen het loon van euro 4.554,-- bruto per maand vanaf 1 november 2003 tot en met 31 oktober 2005.
3. geïntimeerde te veroordelen aan appellant te betalen de vakantietoeslag van 8,5% over 2;
4. geïntimeerde te veroordelen aan appellant te betalen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 B.W. over 2. en 3.;
5. geïntimeerde te veroordelen aan appellant te betalen de wettelijke rente ex artikel 6:119 B.W. over 2., 3., en 4. vanaf de opeisbaarheid van iedere termijn tot aan de dag van algehele betaling;
6. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties."
[appellant] heeft een memorie van grieven genomen, met als conclusie:
"bij arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad op grond van de hierboven aangevoerde gronden en middelen het op 19 april 2005 door de Rechtbank te Leeuwarden, Sector Kanton, Locatie Opsterland tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde gewezen vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende alsnog de door appellant ingestelde vorderingen zoals geformuleerd in de dagvaarding d.d. 19 oktober 2004 toe te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door Emonta BV verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest en voor zover moglijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bekrachtigen het vonnis waarvan beroep;
2. [appellant] te veroordelen in de kosten van dit hoger beroep."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft één grief opgeworpen, inhoudende dat hij zich niet kan verenigen met de overwegingen van de rechtbank, zoals verwoord onder overweging 5.2 van het beroepen vonnis.
De beoordeling
1. Het hof stelt vast dat [appellant], nadat hij bij dagvaarding in appel zijn vordering uit de eerste aanleg, zoals deze luidde na vermeerdering van eis bij conclusie van repliek, had vermeerderd, bij memorie van grieven heeft verminderd tot hetgeen hij bij inleidende dagvaarding d.d. 19 oktober 2004 had gevorderd. Er zal dus recht worden gedaan op de vordering van [appellant] zoals die in eerste aanleg oorspronkelijk luidde.
In appel ligt derhalve enkel nog de vraag voor of er tussen partijen ingaande 1 november 2003 een nieuwe arbeidsovereenkomst, voor een periode van twee jaren, tot stand is gekomen.
2. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder de overwegingen 2.1 tot en met 2.9 van het vonnis waarvan beroep is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
3. Vast staat derhalve dat Emonta BV in haar brief van 24 oktober 2003, waarbij aan [appellant] een aanbod werd gedaan voor een (gewijzigde) arbeidsovereenkomst voor de duur van twee jaren (ingaande 1 november 2003), uitdrukkelijk heeft aangegeven dat één exemplaar van de bij die brief gevoegde schriftelijke exemplaren van die arbeidsovereenkomst door [appellant] voor akkoord diende te worden getekend en per ommegaande aangetekend naar het privé-adres van [betrokkene] diende te worden gestuurd.
4. Nu tegen hetgeen de kantonrechter in het beroepen vonnis onder 5.1 heeft overwogen geen grief is ontwikkeld, moet er in hoger beroep van worden uitgegaan dat de op 24 oktober 2003 tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 november 2003 zou zijn geëindigd.
5. Tegen die achtergrond en in het licht van de vaststaande feiten (met name de inhoud van de brief van 15 oktober 2003) is het hof met de kantonrechter (zie onder 5.2 van het beroepen vonnis) van oordeel dat het verzoek in de brief van 24 oktober 2003 om een getekend exemplaar van de arbeidsovereenkomst "per omgaand" te retourneren, in redelijkheid niet anders kon worden begrepen dan als voor 1 november 2003. Tekening van het contract en deponering daarvan in de brievenbus van [betrokkene] op 3 november 2003 kan derhalve niet als een tijdige aanvaarding van vorenbedoeld aanbod worden beschouwd.
6. [appellant] stelt weliswaar dat tussen partijen al op 24 oktober 2003, dan wel op 30 oktober 2003 mondeling een arbeidsovereenkomst, conform de aan hem op 24 oktober 2003 toegezonden schriftelijke arbeidsovereenkomst, is tot stand gekomen, maar aan die - door Emonta BV gemotiveerd betwiste - stelling gaat het hof voorbij, nu niet is gesteld of gebleken dat Emonta BV in een nader contact tussen partijen heeft afgezien van het hiervoor bedoelde verzoek als neergelegd in de brief van 24 oktober 2003 (om per ommegaande) de schriftelijke overeenkomst voor akkoord te tekenen en op te sturen aan het privé-adres van [betrokkene].
7. Het desbetreffende bewijsaanbod is daarom niet relevant.
8. Op grond van het hiervoor overwogene moet reeds worden geconcludeerd dat de vordering terecht aan [appellant] is ontzegd, zodat de grief faalt.
Slotsom
9. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure in hoger beroep (salaris procureur: 1 punt tarief II).
10. Beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van deze procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Emonta BV begroot op euro 244,-- aan verschotten en op euro 894,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest voor wat de proceskosten betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr Mollema, voorzitter, en mrs Zuidema en Hidma, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 20 september 2006.