4. Het gaat in dit geding - samengevat - om het volgende.
4.1. [appellanten] hebben op 1 juni 2002 van [geïntimeerden] gekocht de woning aan de [adres] voor een koopsom van euro 450.000,-- kosten koper. De levering van de woning is bepaald op 2 september 2002. Daaraan voorafgaande hebben [geïntimeerden] op 25 juni 2002 de sleutels van de woning aan [appellanten] ter beschikking gesteld. [appellanten] hebben toen vochtplekken op de muren van de woning geconstateerd.
4.2. Een vervolgens in opdracht van [appellanten] door [deskundige 1] van het bureau Bouw Coördinatie Noord te Drachten opgesteld inspectierapport d.d. 9 augustus 2002 meldt dat op een aantal binnenwanden, met name in de bijkeuken en de studeerkamer, vocht- c.q. schimmelplekken zijn geconstateerd. Volgens [d[deskundige 1] zijn de vochtproblemen weliswaar te verhelpen, maar zullen deze eerst na verloop van een aantal jaren zijn opgelost.
4.3. Notaris mr. S.A. Slagman, die het transport van de woning zou verzorgen, heeft bij brief van 14 augustus 2002 namens [appellanten] aan [geïntimeerden] meegedeeld dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk wordt ontbonden op grond van - onder meer - de stelling dat de woning niet de eigenschappen bezit die een woonhuis dient te hebben, aangezien uit gemeld rapport van Bouw Coördinatie Noord valt af te leiden dat de muren van het huis dermate vochtig zijn dat normaal gebruik niet meer mogelijk is.
4.4. [geïntimeerden] hebben daarop bij brief van 19 augustus 2002 gereageerd met de mededeling dat zij niet met de buitengerechtelijke ontbinding instemmen. Zij hebben aangevoerd dat het hun niet bekend was dat de muur vochtig was, terwijl zij zich bereid verklaarden de gebreken te herstellen.
4.5. In opdracht van [geïntimeerden] heeft [deskundige 2] van Architektenburo Sipma BNA Heerenveen op 30 augustus 2002 rapport opgemaakt van een bouwkundige inspectie van de woning. Hij heeft geconstateerd dat er op twee binnenwanden, te weten van de studeerkamer en de bijkeuken, zichtbare sporen van optrekkend vocht waren.
4.6. Op 12 september 2002 hebben de deskundigen [deskundige 1] en [deskundige 2] de woning gezamenlijk geïnspecteerd. [deskundige 2] heeft geconcludeerd dat het vochtprobleem een lokaal probleem is, terwijl [deskundige 1] van mening is dat sprake is van een structureel probleem.
4.7. Op 7 februari 2003 heeft de door beide partijen in overleg aangewezen deskundige [deskundige 3] van Ingenieursbureau Boorsma B.V. gerapporteerd dat er geen goten zijn aangebracht, zodat het regenwater door invloed van de wind tegen de buitengevel terechtkomt. Hij heeft verder geconstateerd dat het kleurverschil in het spackwerk van de keukenmuur (tevens zijnde buitenmuur) op vochtvorming van buiten naar binnen wijst en dat de tussenmuur van de studeerkamer en keuken beschadigingen door vochtwerking van buiten naar binnen vertoont. Voorts meldt [deskundige 3] dat de schimmelvorming in de badkamer nauw samenhangt met de slechte bouwkundige en bouwfysische omstandigheden van de woning.
4.8. In maart 2003 hebben [deskundigen 4 en 5] van Stroop Raadgevende Ingenieurs te Leek in opdracht van [geïntimeerden] een bouwfysisch vochtonderzoek uitgevoerd en daarvan rapport opgemaakt. Op 3 juli 2003 heeft TNO Bouw in opdracht van [geïntimeerden] een rapport uitgebracht omtrent de vraag of de woning voldoet aan de NEN 2778 met betrekking tot de wering van vocht van buiten en binnen.
4.9. Nadat zij op 3 april 2003 de koopovereenkomst ontbonden hebben verklaard, hebben [geïntimeerden] op 9 april 2003 de woning verkocht voor een koopsom van
? 425.000,--. De woning is op 23 mei 2003 getransporteerd. De kopers hebben inmiddels de muur tussen de bijkeuken en de studeerkamer verwijderd.
4.10. [appellanten] hebben [geïntimeerden] gedagvaard en primair gevorderd voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst d.d. 1 juni 2002 van rechtswege en/of buitengerechtelijk is ontbonden. Subsidiair hebben zij gevorderd voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst alsnog bij rechterlijke uitspraak wordt ontbonden. Primair en subsidiair vorderden zij voorts veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling van een bedrag van euro 45.000,-- met de wettelijke rente, op grond van art. 13 van de koopovereenkomst, alsmede tot vergoeding van de door [appellanten] geleden en nog te lijden schade (rente en kosten inbegrepen) op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en tot betaling van de proceskosten.
4.11. [geïntimeerden] hebben zich tegen de vordering verweerd en in reconventie gevorderd voor recht te verklaren dat [appellanten] door niet mee te werken aan de overdracht en betaling van de woning in verzuim zijn en daardoor de contractsboete van art. 13 verschuldigd zijn. Bovendien hebben zij gevorderd dat [appellanten] hun de door het verzuim ontstane schade zal vergoeden. Voorts is gevorderd voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst door de buiten-gerechtelijke verklaring van [geïntimeerden] op 3 april 2003, aan [appellanten] toerekenbaar, is ontbonden, althans dat de rechtbank deze alsnog ontbindt, alsmede veroordeling van [appellanten] tot betaling van euro 45.000,-- (boete),
euro 22.783,56 (rente), euro 3.500,-- (woninglasten), euro 25.000,-- (verschil in koopsom), de wettelijke rente over laatstgenoemd bedrag en euro 16.309,76 (expertise en herstel) en de kosten van het geding. [appellanten] hebben deze vordering weersproken.
4.12. Bij vonnis van 30 juni 2004 heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek gelast en daartoe tot deskundige benoemd mevrouw [deskundige 6] van Wijnia-Noorman-Partners B.V., raadgevende ingenieurs, te Groningen. Nadat de deskundige op
8 februari 2005 rapport had uitgebracht, heeft de rechtbank bij vonnis van 22 juni 2005 de vordering in conventie afgewezen en in reconventie de vordering van [geïntimeerden] grotendeels toegewezen. [appellanten] zijn veroordeeld in de kosten van de procedure zowel in conventie als in reconventie.