ECLI:NL:GHLEE:2006:AZ0536
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep kort geding
- M. Mollema
- A. Breemhaar
- J. Zandbergen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over proceskostencompensatie tussen gewezen echtgenoten
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep in een kort geding tussen twee gewezen echtgenoten. De appellant, vertegenwoordigd door procureur mr. W. Huizing, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden, waarin was bepaald dat hij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De appellant voerde aan dat het gebruikelijk is dat bij procedures tussen gewezen echtgenoten de proceskosten worden gecompenseerd. Hij stelde dat hij alles in het werk had gesteld om aan de eisen van de geïntimeerde, vertegenwoordigd door procureur mr. P. Sipma, tegemoet te komen.
Het hof overwoog dat de hoofdregel van artikel 237 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is dat de partij die in het ongelijk wordt gesteld, in de proceskosten wordt veroordeeld. De wet biedt echter de rechter de discretionaire bevoegdheid om de proceskosten geheel of gedeeltelijk te compenseren, met name in gevallen tussen (gewezen) echtgenoten. Het hof concludeerde dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat de vordering van de geïntimeerde volledig toewijsbaar was en dat de appellant als de in het ongelijk gestelde partij moest worden aangemerkt.
Het hof schaarde zich achter het oordeel van de voorzieningenrechter en oordeelde dat er geen wettelijke verplichting was om de proceskosten te compenseren, zelfs niet in het geval van gewezen echtgenoten. De grieven van de appellant werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die door het hof werden gematigd vanwege de geringe omvang van de zaak. De uitspraak vond plaats op 18 oktober 2006.