ECLI:NL:GHLEE:2006:AZ1336
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- A. Breemhaar
- J. Zandbergen
- M. van der Hoek
- A. Streppel
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en schadevergoeding na beëindiging arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen [Transport B.V.] betreffende de kennelijkheid van het ontslag. [appellant] was sinds 12 januari 1970 in dienst als chauffeur bij [Transport B.V.], maar werd op 15 december 2003 arbeidsongeschikt. Na zijn herstel op 1 november 2004, heeft [Transport B.V.] de arbeidsovereenkomst opgezegd met toestemming van het CWI, op basis van economische motieven. [appellant] heeft de kantonrechter verzocht te verklaren dat het ontslag kennelijk onredelijk was en vorderde een schadevergoeding van €200.000,-. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat [appellant] niet in staat was om de aangeboden banen te aanvaarden, gezien zijn psychische gesteldheid en de aard van de aangeboden werk. Het hof oordeelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was, omdat de gevolgen voor [appellant] te ernstig waren in vergelijking met de belangen van [Transport B.V.]. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter vernietigd en [Transport B.V.] veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van €40.000,- bruto, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 november 2004.
De beslissing van het hof benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers om voldoende inspanningen te leveren voor herplaatsing van werknemers, vooral in situaties van langdurige arbeidsongeschiktheid. Het hof heeft ook de proceskosten aan [appellant] toegewezen, aangezien hij als de in het gelijk gestelde partij werd beschouwd. Deze uitspraak onderstreept de bescherming van werknemers tegen kennelijk onredelijke ontslagen en de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures.