ECLI:NL:GHLEE:2006:AZ1852

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
500501
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Kuiper
  • J. Zandbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eenzijdige ontbindingsbepaling in samenwerkingsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door [appellant] is ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Leeuwarden. De zaak betreft een samenwerkingsovereenkomst tussen [appellant] en De Blauwe Boei V.O.F., waarin afspraken zijn gemaakt over de verhuur van ligplaatsen en het gebruik van kantoor- en werkruimte. De overeenkomst bevatte een bepaling die het recht gaf aan De Blauwe Boei om de overeenkomst eenzijdig te beëindigen bij problemen met concurrerende activiteiten. [Appellant] heeft de overeenkomst op 3 juli 2003 eenzijdig opgezegd, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze opzegging.

In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] geen recht had om de overeenkomst tussentijds op te zeggen. [Appellant] heeft hiertegen twee grieven ingediend in hoger beroep. De eerste grief betrof de vraag of de bepaling die De Blauwe Boei het recht gaf om de overeenkomst te beëindigen, ook a contrario voor [appellant] zou gelden. Het hof oordeelt dat er geen sprake is van een situatie die de vraag rechtvaardigt of deze bepaling ook voor [appellant] zou gelden. De tweede grief, die betrekking had op de veroordeling tot betaling van huur en kraankosten, mist zelfstandige betekenis en deelt het lot van de eerste grief.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellant] in het ongelijk is gesteld en wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak van het hof is gedaan op 8 november 2006, waarbij de rechters Mollema, Kuiper en Zandbergen betrokken waren. De zaak illustreert de juridische nuances rondom eenzijdige ontbindingsbepalingen in contracten en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden ingeroepen.

Uitspraak

Arrest d.d. 8 november 2006
Rolnummer 0500501
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
procureur: mr F. van der Hoef,
tegen
De Blauwe Boei V.O.F.,
gevestigd te Workum,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: De Blauwe Boei,
procureur: mr C.J. Groenewegen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 22 april 2005 en op 1 juli 2005 (hersteld bij vonnis d.d. 15 juli 2005) door de sector kanton, locatie Leeuwarden van de rechtbank Leeuwarden, verder aan te duiden als de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 30 september 2005 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van laatstgenoemd vonnis met dagvaarding van De Blauwe Boei tegen de zitting van 12 oktober 2005.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"te vernietigen de vonnissen op 1 juli 2005 en 15 juli 2005 onder nummer 158857 CV EXPL 04-6015 door de Rechtbank te Leeuwarden, sector Kanton locatie Leeuwarden tussen partijen gewezen, en, opnieuw rechtdoende, geïntimeerde alsnog in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door De Blauwe Boei verweer gevoerd met als conclusie:
"het door [appellant] ingestelde appèl niet ontvankelijk c.q. ongegrond te verklaren, en de vonnissen, waarvan beroep, te bevestigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties. "
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. In het dossier van [appellant] ontbreken de bij dagvaarding in eerste aanleg overgelegde producties.
De grieven
[appellant] heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen het vonnis d.d. 1 juli 2005 voorzover in reconventie gewezen, is geen grief ontwikkeld, zodat [appellant] in zoverre niet in zijn appel kan worden ontvangen.
2. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 3 en 4 van het vonnis van 1 juli 2005 is evenmin een grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.
3. Op grond daarvan en op grond van hetgeen in hoger beroep onweersproken is gesteld staat tussen partijen het volgende vast:
- Op 1 april 2003 is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen De Blauwe Boei & Valent enerzijds en [appellant], zaakdoende onder de naam Watersporttotaal anderzijds. Krachtens bedoelde overeenkomst verhuren De Blauwe Boei & Valent voor de periode 1 april 2003 tot 1 april 2004 vijf ligplaatsen voor 60 % van de normale (huur)kosten. [appellant] krijgt gedurende genoemde periode het medegebruik van het kantoor en de werkruimte. De overeenkomst bevat voorts afspraken over het gebruik van de in de jachthaven aanwezige kraan. Bepaald is dat [appellant] dient te zorgen voor de opvang van passanten en voor het doorverwijzen/aanspreken van klanten die zich bij het kantoor of op de jachthaven vervoegen. Bovendien dient hij de passantengelden te innen.
- De overeenkomst kent voorts de volgende bepaling: "Blauw Boei en Valent houdt zich het recht voor om bij ontstane problemen over concurrende aktiviteiten in kantoor/werkruimte en/of op de haven het contract per volgende maand eenzijdig te beëindigen tegen terugbetaling van de huurgelden van de resterende periode."
- [appellant] heeft de overeenkomst per 3 juli 2003 eenzijdig opgezegd.
4. Blauw Boei vordert betaling van [appellant] van een bedrag groot euro 7.879,-- aan huur en kraankosten, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
5. Bij vonnis d.d. 1 juli 2005 heeft de kantonrechter de weren van [appellant] tegen de vordering in conventie verworpen en de vordering van Blauw Boei toegewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure. Bij herstelvonnis d.d. 15 juli 2005 is de datum van ingang van de wettelijke rente gecorrigeerd.
Met betrekking tot de grieven:
6. Met grief I wordt betoogd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geconcludeerd dat [appellant] geen recht had om de ten processe bedoelde overeenkomst tussentijds op te zeggen. Uit de toelichting blijkt dat de grief niet is gericht tegen hetgeen de kantonrechter heeft overwogen omtrent hetgeen [appellant] in eerste aanleg ten grondslag had gelegd aan zijn verweer, inhoudende dat tussentijdse opzegging wel mogelijk zou zijn, doch is gebaseerd op een geheel nieuwe stelling. Deze stelling houdt in dat de hiervoor onder de vaststaande feiten vermelde bepaling, krachtens welke Blauw Boei en Valente de overeenkomst onder omstandigheden tussentijds zouden mogen ontbinden, "a contrario" ook voor [appellant] zou gelden.
7. Nu niet is gesteld of gebleken dat zich een (spiegelbeeldige) situatie als waarop bedoelde bepaling het oog heeft, heeft voorgedaan, behoeft de vraag of deze bepaling, via een a contrario redenering, ook voor [appellant] zou gelden, geen beantwoording. Voor zover in de nieuwe stelling van [appellant] besloten ligt dat elke eenzijdige ontbindingsbepaling meebrengt dat dan ook de andere partij, ongeacht de grond, tussentijds mag ontbinden, vindt de stelling geen steun in het recht.
8. De grief kan derhalve geen doel treffen, terwijl het door [appellant] gedane bewijsaanbod als niet relevant terzijde kan worden geschoven.
9. Grief II (ten onrechte heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld tot betaling van het door Blauw Boei in conventie gevorderde) mist zelfstandige betekenis en deelt het lot van grief I.
10. De grieven falen.
De slotsom
11. Het vonnis d.d. 1 juli 2005, voorzover in conventie gewezen, als hersteld bij het herstelvonnis d.d. 15 juli 2005, dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris procureur 1 punt tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen het vonnis van 1 juli 2005, voorzover in reconventie gewezen;
bekrachtigt het vonnis d.d. 1 juli 2005, zoals hersteld op 15 juli 2005, voorzover in conventie gewezen;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van De Blauwe Boei tot aan deze uitspraak op euro 244,-- aan verschotten en euro 632,-- aan salaris voor de procureur.
Aldus gewezen door mr Mollema, voorzitter en mrs Kuiper en Zandbergen, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 8 november 2006.