De beoordeling
1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken.
1.0. Op 1 juni 2003 is een zogenoemde zorgovereenkomst gesloten tussen [appellante] en [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige]), de minderjarige zoon van [geïntimeerde]. In de overeenkomst is [de minderjarige] aangeduid als budgethouder en [geïntimeerde] als de vertegenwoordiger van de budgethouder. Afgesproken is dat [appellante] de overeen-gekomen werkzaamheden gedurende 25 uren per week zou gaan verrichten tegen een brutoloon van euro 975,-- per maand, inclusief 8% vakantiegeld. Het loon werd elke maand automatisch overgemaakt door het Kantoor PBG van de Sociale Verzekeringsbank.
1.2. De in de zorgovereenkomst vastgestelde arbeidsduur - 25 uren per week - werd aldus ingevuld dat [appellante] om de veertien dagen van vrijdagavond tot zondag-avond (incidenteel tot maandagmorgen) bij haar thuis de zorg voor [de minderjarige] op zich nam. Ook kwam het een enkele keer voor dat [appellante] door de week op [de minderjarige] paste.
1.3. Partijen hebben, voordat [appellante] in juli 2004 naar Marokko is gegaan, afgesproken dat zij in het weekeinde van 20/22 augustus 2004 weer zou beginnen.
1.4. [geïntimeerde] heeft op 25 augustus 2004 door middel van een formulier "wijziging doorgeven" aan het Kantoor PGB gemeld dat de zorgovereenkomst op
24 augustus 2004 is geëindigd door een ontslag op staande voet. Hij heeft dit formulier voorzien van een valse handtekening van [appellante].
1.5. Pas in een telefoongesprek op 2 september 2004 heeft [geïntimeerde] [appellante] evenwel op staande voet ontslagen.
1.6. Bij brief van 14 september 2004 heeft de Sociale Verzekeringsbank, kantoor PGB, aan [appellante] meegedeeld: "Uw zorgovereenkomst met de heer [de minderjarige] is met terugwerkende kracht per 25 augustus 2004 beëindigd. Via automatische betaling hebben wij uw loon voor de maand augustus 2004 al aan u overgemaakt. U had over deze maand geen recht op het volledige vaste maandbedrag van EURO 975,00. Wij hebben een bedrag van EUR 380,60 teveel aan u overgemaakt. Wij verzoeken u het bedrag van EUR 380,60 binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief terug te storten (...)"
1.7. Bij brief van 23 november 2004 heeft [appellante] de rechtmatigheid van het ontslag betwist en meegedeeld dat zij zich beschikbaar houdt voor de overeengekomen werkzaamheden en dat zij haar recht op doorbetaling van het loon behoudt.
1.8. [appellante] heeft in rechte gevorderd: 1) [geïntimeerde] hoofdelijk te veroordelen tot doorbetaling van loon met ingang van 25 augustus 2004 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst op regelmatige wijze zal zijn beëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging, 2) [geïntimeerde] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het onder 1 gevorderde, en 3) [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten.
1.9. Na door [geïntimeerde] gevoerd verweer heeft de kantonrechter de vordering afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld.
1.10. [geïntimeerde] heeft van de officier van justitie ter zake van de valse handtekening genoemd onder 1.4 een transactievoorstel van euro 400,-- ontvangen, welk bedrag hij heeft betaald.