ECLI:NL:GHLEE:2007:AZ6711

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002286-06
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke rijontzegging in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 19 januari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Assen. De advocaat-generaal had de tenuitvoerlegging gevorderd van een eerder voorwaardelijk opgelegde rijontzegging. Het hof constateerde dat de kantonrechter in zijn vonnis van 13 september 2006 niet had beslist op de vordering tot tenuitvoerlegging, wat in strijd is met artikel 361a van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor was het hof genoodzaakt om te beoordelen of de vordering in hoger beroep aan de orde kon komen. Het hof oordeelde dat alle gebreken van het vonnis van de kantonrechter in hoger beroep konden worden aangevochten. Aangezien de kantonrechter niet op de vordering had beslist, moest het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, die niet ter terechtzitting was verschenen, zich schuldig had gemaakt aan het rijden zonder verzekering. De verdachte werd veroordeeld tot twee weken hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. Het hof verklaarde niet bewezen wat de verdachte verder ten laste was gelegd en sprak hem daarvan vrij. De vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf werd afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. A. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. L.G. Wijma als griffier. Het hof heeft gelet op de relevante wetsartikelen en de ernst van het gepleegde feit, en oordeelde dat de opgelegde straf passend was, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Gerechtshof te Leeuwarden
Parketnummer: 24-002286-06
Parketnummer eerste aanleg: 19-450277-06
Arrest van 19 januari 2007 van het gerechtshof te Leeuwarden, enkelvoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Assen van 13 september 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De kantonrechter te Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een overtreding veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte veroordeelt tot twee weken hechtenis en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. Tevens heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het hof d.d. 29 oktober 2004 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, gevorderd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen.
Bewezenverklaring
(zie de aangehechte, uitgestreepte tenlastelegging)
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Op grond van de aard en de ernst van het gepleegde feit, acht het hof - mede in aanmerking nemende, dat verdachte tegen het vonnis van de kantonrechter weliswaar hoger beroep heeft ingesteld, maar niet heeft aangegeven waarin zijn inhoudelijke bezwaren tegen die uitspraak zijn gelegen - de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal opnieuw (in overeenstemming met de Recidiveregeling overtredingen art. 30 WAM) gevorderde straf passend, aangezien noch in de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 14 november
2006, noch anderszins een reden kan worden gevonden om daarvan af te wijken.
Motivering beslissing op vordering tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging gevorderd van de door het hof bij arrest van 29 oktober 2004 voorwaardelijk opgelegde rijontzegging. Noch de aantekening mondeling vonnis, noch het proces-verbaal van de terechtzitting van de kantonrechter van 13 september 2006 houdt in dat door de kantonrechter op de door de officier van justitie in het geding gebrachte vordering tenuitvoerlegging is beslist. Het hof ziet zich dan ook in de eerste plaats gesteld voor de vraag of de vordering tenuitvoerlegging van de advocaat-generaal in hoger beroep wel aan de orde kan komen.
Daartoe overweegt het hof als volgt. Ingevolge artikel 361a van het Wetboek van Strafvordering dient het vonnis van de kantonrechter de beslissing over de vordering tenuitvoerlegging in te houden. Uit het systeem van de wet vloeit voort dat alle eventuele gebreken van het vonnis van de kantonrechter in hoger beroep aan de orde kunnen worden gesteld. Nu de kantonrechter ten onrechte niet op de vordering tenuitvoerlegging heeft beslist, dient het hof ingevolge art. 423, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering te doen wat de kantonrechter had behoren te doen.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van de kantonrechter van 28 juni 2006 kan worden afgeleid dat de vordering tenuitvoerlegging van de officier van justitie op die zitting ter sprake is geweest. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de kantonrechter van 13 september 2006 houdt echter niets in omtrent de vordering tenuitvoerlegging. Ook de ter terechtzitting overgelegde vordering van de officier van justitie houdt niets in omtrent de vordering tenuitvoerlegging. Het moet er dus voor worden gehouden dat die vordering niet aan de orde is geweest op de terechtzitting van 13 september 2006. De officier van justitie heeft geen hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter en derhalve in het vonnis berust. Nu alleen verdachte in hoger beroep is gekomen en het hof ervan uitgaat dat de bezwaren van de verdachte tegen het vonnis zich niet richten tegen de omstandigheid dat de kantonrechter niet op de vordering tenuitvoerlegging heeft beslist, zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 30 en 36 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot hechtenis voor de duur van twee weken;
veroordeelt verdachte tevens tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het hof van 29 oktober 2004.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. L.G. Wijma als griffier.