ECLI:NL:GHLEE:2007:AZ7200

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001002-06
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de inleidende dagvaarding wegens onduidelijke tenlastelegging in economische delicten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 januari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was ten laste gelegd dat hij op 26 juli 2005 in Hichtum vier runderen had gehouden die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geregistreerd. De tenlastelegging was echter onduidelijk, omdat deze niet specificeerde op welk van de twee viertallen runderen het oog was. Hierdoor kon de verdachte niet adequaat zijn verdediging voeren, wat in strijd is met de eisen van artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De economische politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een geldboete van 600 euro, met een voorwaardelijk deel en een proeftijd. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en de inleidende dagvaarding nietig verklaard, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het hof oordeelde dat de tenlastelegging niet voldoende duidelijk was, waardoor de verdachte niet in staat was om zich te verdedigen tegen de beschuldigingen.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de inleidende dagvaarding nietig verklaard moest worden. Dit arrest benadrukt het belang van een duidelijke en specifieke tenlastelegging in strafzaken, vooral in gevallen die betrekking hebben op economische delicten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001002-06
Parketnummer eerste aanleg: 17-690201-05
Arrest van 26 januari 2007 van het gerechtshof te Leeuwarden, economische kamer,
op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 11 april 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geldboete van euro 600,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis, waarvan euro 200,-- voorwaardelijk (te vervangen door vier dagen hechtenis), met een proeftijd van twee jaar.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
De geldigheid van de inleidende dagvaarding
Aan verdachte is - kort gezegd - tenlastegelegd dat hij op 26 juli 2005 te Hichtum een viertal runderen, die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geregistreerd, heeft gehouden, immers heeft verdachte opzettelijk als houder van die runderen, die beide merken hadden verloren, niet terstond vervangende merken met dezelfde ID-code besteld en/of die runderen niet hermerkt zodra de merken in verdachtes bezit waren.
Het hof begrijpt de tenlastelegging aldus dat de steller daarvan het oog heeft gehad op één viertal runderen, die beide merken hadden verloren, en waarvoor verdachte niet terstond nieuwe merken had besteld, dan wel waarbij verdachte reeds bestelde en ontvangen merken niet onmiddellijk had aangebracht.
Uit de stukken blijkt dat verdachte op 26 juli 2005 op zijn bedrijf in Hichtum een achttal runderen heeft gehouden die beide merken hadden verloren. Voor vier van deze runderen had verdachte op 26 juli 2005 nog geen nieuwe merken besteld. Deze runderen waren ook verder niet identificeerbaar. Het betreft de runderen met de volgnummers 13, 20, 37 en 46 (zoals genummerd in de tabel op de pagina's 3 en 4 van het proces-verbaal met nummer 28208 van de Algemene Inspectiedienst). Voor de overige vier runderen (met de volgnummers 5, 16, 24 en 47) had verdachte ten minste één nieuw merk besteld en ontvangen, doch verdachte had op 26 juli 2005 deze runderen nog niet hermerkt.
De tenlastelegging vermeldt niet op welk van de beide viertallen runderen zij het oog heeft, zodat de verdachte daarin niet heeft kunnen lezen ten aanzien van welk feit hij zich had te verdedigen. Daardoor voldoet de inleidende dagvaarding voor wat die tenlastelegging betreft niet aan de door artikel 261 eerste lid Wetboek van Strafvordering gestelde eis, dat zij een opgave behelst van het ten laste gelegde feit.
Het hof zal op grond daarvan de inleidende dagvaarding nietig verklaren.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart de inleidende dagvaarding nietig.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. H.H.A. Fransen, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Vlietstra als griffier.