ECLI:NL:GHLEE:2007:AZ7200
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- J.J. Beswerda
- O. Anjewierden
- H.H.A. Fransen
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de inleidende dagvaarding wegens onduidelijke tenlastelegging in economische delicten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 januari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was ten laste gelegd dat hij op 26 juli 2005 in Hichtum vier runderen had gehouden die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geregistreerd. De tenlastelegging was echter onduidelijk, omdat deze niet specificeerde op welk van de twee viertallen runderen het oog was. Hierdoor kon de verdachte niet adequaat zijn verdediging voeren, wat in strijd is met de eisen van artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De economische politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een geldboete van 600 euro, met een voorwaardelijk deel en een proeftijd. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en de inleidende dagvaarding nietig verklaard, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het hof oordeelde dat de tenlastelegging niet voldoende duidelijk was, waardoor de verdachte niet in staat was om zich te verdedigen tegen de beschuldigingen.
Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de inleidende dagvaarding nietig verklaard moest worden. Dit arrest benadrukt het belang van een duidelijke en specifieke tenlastelegging in strafzaken, vooral in gevallen die betrekking hebben op economische delicten.