ECLI:NL:GHLEE:2007:AZ7641

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
600418
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Zuidema
  • H. Kuiper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake onrechtmatige uitingen en reputatieschade van een notariskantoor

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door [appellante] tegen [geïntimeerden], waaronder een notariskantoor. De zaak is ontstaan uit een conflict waarbij [appellante] herhaaldelijk bedragen heeft overgemaakt naar de bankrekeningen van [geïntimeerden], vergezeld van uitingen die als kwetsend en onrechtmatig zijn beschouwd. De voorzieningenrechter in eerste aanleg heeft geoordeeld dat de uitingen de goede naam en eer van [geïntimeerden] hebben aangetast, wat extra zwaar weegt gezien de status van [geïntimeerde sub 1] als notariskantoor. Het hof heeft de grieven van [appellante] gezamenlijk behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de voorzieningenrechter in eerste aanleg op goede gronden heeft geoordeeld. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep. De zaak illustreert de delicate balans tussen vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de reputatie van een onderneming, vooral in de context van een notariskantoor, waar integriteit en vertrouwen cruciaal zijn.

Uitspraak

Arrest d.d. 31 januari 2007
Rolnummer 0600418
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellante],
toevoeging,
procureur: mr A. Daan,
tegen
1. de maatschapNotarispraktijk [naam],
kantoorhoudende te [plaats],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
3. [geïntimeerde 3],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
procureur: mr J.E.I. Bazuin.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 2 augustus 2006 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 25 augustus 2006 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerden] tegen de zitting van 13 september 2006.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Assen, met zaak-/rolnummer 57599 / KG ZA 06-130, tussen partijen gewezen, te vernietigen en opnieuw recht doende geïntimeerden, oorspronkelijk eisers, alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering(en) althans deze vorderingen integraal af te wijzen.
Met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerden] verweer gevoerd met als conclusie:
"Het Uw Gerechtshof moge behagen appellante in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen en het vonnis van de Voorzieningenrechter in kort geding d.d. 2 augustus 2006 gewezen onder zaaknummer / rolnummer 57599 / KG ZA 06-13 waarvan appel, zonodig met aanvulling van gronden, te bekrachtigen en appellante te veroordelen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure in beide instanties."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft zeven grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 2 (2.1 t/m 2.4) van het vonnis waarvan beroep is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.
Voorts staat in hoger beroep het volgende genoegzaam vast:
-Blijkens de door [geïntimeerden] bij dagvaarding overgelegde producties 3, 4 en 5 heeft [appellante], sedert 10 april 2006 tot kort voor het moment van het uitbrengen van de dagvaarding in eerste aanleg, met grote frequentie bedragen overgemaakt op een tweetal bankrekeningen van [geïntimeerden] welke overboekingen telkenmale vergezeld gingen van teksten die klaarblijkelijk veelal niet ten doel hadden de aard van de betaling te omschrijven. Ter illustratie worden hier enkele van deze teksten weergegeven:
-"Het broedsel van uw brein, zal hier nimmer welkom zijn.
- Zorg dat je uit het vak stapt, je richt teveel schade aan.
- Vous n'etes pas un notaire aimable et integrite.
- Creatief boekhouden daar heeft het jullie nooit aan ontbroken.
- Frauderen is uw devies, de waarheid smaakt ook niet vies.
- De maatschap zal voortaan, onder beter toezicht staan
- Met de belasting op de stoep, wordt het straks andere soep.
- Zal het tij keren. Ook voor gij Brutus. Helen blijft stelen.
- Een schande voor het broederschap.
- Heling op een notariskantoor kwam vroeger niet voor.
- Statenbijbel in de hand, zelfs de rechter wordt bedrogen."
2. De grieven hebben de kennelijke strekking de bestreden voorziening en hetgeen daaraan door de voorzieningenrechter aan rechtsoverwegingen ten grondslag is gelegd behoudens ten aanzien van de vastgestelde feiten in volle omvang aan het oordeel van het hof te onderwerpen. Het hof zal de grieven daarom gezamenlijk behandelen.
3. Het hof leest in hetgeen [appellante] in haar grieven heeft aangevoerd geen andere stellingen en verweren dan welke reeds in eerste aanleg door haar waren aangevoerd.
4. De voorzieningenrechter heeft in het beroepen vonnis duidelijk en gemotiveerd aangegeven op grond waarvan hij de stellingen en verweren van [appellante] heeft verworpen en de gevorderde voorzieningen - zij het met enige aanpassingen en onder maximering van de dwangsommen - heeft bevolen. Het hof verenigt zich met deze overwegingen en neemt die hierbij over. Het hof voegt daaraan nog het volgende toe.
5. De voorzieningenrechter heeft de in het geding zijnde (grond)rechten van partijen op juiste wijze weergegeven en na afweging van de wederzijdse belangen op goede gronden geoordeeld dat de voorzieningen, als neergelegd in het dictum van het bestreden vonnis, voor toewijzing in aanmerking kwamen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat de gewraakte uitingen ook ter kennis konden komen aan de medewerkers van geïntimeerde sub 1 en aan bankemployees, waarmee - anders dan [appellante] in de toelichting op grief 2 betoogt - is gegeven dat bedoelde uitingen [geïntimeerden] bij derden in een ongunstig daglicht konden stellen en de goede naam en eer van [geïntimeerden] konden aanranden. Zulks klemt temeer nu het bij geïntimeerde sub 1 om een notariskantoor gaat. Of bij [appellante] ook die bedoeling heeft voorgezeten is voor de beoordeling van dit civielrechtelijke geschil niet relevant.
6. Dat [appellante] de gewraakte uitingen in een bepaalde context (overmand door emoties) heeft gedaan doet aan de onrechtmatigheid daarvan op zich niet af. Dit aspect speelt echter wel een rol bij de belangenafweging. Nu [appellante] het echter niet bij een of enkele beledigingen/insinuaties heeft gelaten, maar daarmee bleef doorgaan, komt aan dit element geen doorslaggevende betekenis toe.
7. Dat er in casu sprake zou zijn van "eigen schuld" aan de zijde van [geïntimeerden] wordt door [geïntimeerden] betwist en is ook in het geheel niet aannemelijk gemaakt, zodat dit aspect alleen al daarom geen gewicht in de schaal kan leggen.
8. [appellante] heeft betoogd dat [geïntimeerden] haar gedrag hebben uitgelokt door de alimentatie namens of voor [betrokkene] - haar ex-echtgenoot - te betalen. Leerinck c.s. hebben er in dat verband op gewezen dat [appellante] op alle rekeningen van bedoelde [betrokkene] beslag heeft laten leggen.
In de toelichting op grief 5 - waar [appellante] zegt dat [betrokkene] een nieuwe rekening had kunnen openen - ziet [appellante] eraan voorbij dat ook een nieuw door haar ex-echtgenoot te openen bank- of girorekening zich leent voor beslaglegging van haar kant. Door haar is bovendien niet gesteld, laat staan gegarandeerd, dat zij van beslaglegging op een nieuw door haar ex-echtgenoot te openen bankrekening zal afzien.
9. Het hof oordeelt de dwangsommen zoals die door de voorzieningenrechter zijn gematigd en gemaximeerd in de omstandigheden van het geval alleszins gerechtvaardigd.
Slotsom
10. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellante] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure in hoger beroep (salaris procureur: 1 punt tarief II).
Beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis d.d. 2 augustus 2006, waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op euro 296,-- aan verschotten en op euro 894,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest voor wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr Mollema, voorzitter en mrs Zuidema en Kuiper, raden en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Van den Bosch als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 31 januari 2007.