Met betrekking tot de feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.7) van genoemd vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Het hof zal die feiten hierna kort weergeven, aangevuld met enige feiten die in hoger beroep tevens als vaststaand zijn aan te merken.
1.1. In augustus 1997 heeft de Stichting de jaarlijkse Witmarsumer Merke doen plaatsvinden. De commissie die dat jaar namens de stichting met de organisatie was belast, bestond onder meer uit [appellant], [betrokkene 1 en betrokkene 2]. Deze commissie heeft op 2 augustus 2007 een "waterfestijn" georganiseerd, waartoe een hindernisbaan over de Bottefeart werd opgericht. Voordat de hindernisbaan werd gebruikt, is het water door [betrokkene 1 en betrokkene 2] met behulp van een hark en een dreghaak vanaf een kanosteiger en de walkant oppervlakkig gecontroleerd op de aanwezigheid van mogelijk gevaarlijke voorwerpen.
1.2. Over de hindernisbaan werd een wedstrijd c.q. spel gespeeld, waarbij het voor de deelnemers de bedoeling was droog de overkant te bereiken. [betrokkene 1 en betrokkene 2] belandden in het water, [appellant] haalde droog de overkant, maar werd door [betrokkene 1 en betrokkene 2] alsnog in het water geduwd.
[appellant] kwam daarbij met zijn linkerbeen in aanraking met een voorwerp dat zich onder het wateroppervlak bevond. Als gevolg daarvan raakte hij gewond en heeft hij zich onder behandeling van artsen moeten stellen en zich laten verplegen in het ziekenhuis.
1.3. [appellant] heeft aanvankelijk [betrokkene 1 en betrokkene 2] aansprakelijk gesteld, hetgeen heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2003, NJ 2003,718. Bij arrest van het hof Arnhem van 7 september 2004 is de vordering van [appellant] tegen [betrokkene 1 en betrokkene 2] uiteindelijk definitief afgewezen.
1.4. Op 21 maart 2001 heeft de advocaat van [appellant], mede namens de Friesland Zorgverzekeraar, in een brief gericht aan de assurantietussenpersoon van de Stichting, Rabobank Assurantiën te Franeker (in het vervolg: de Rabobank) het volgende bericht
"Middels u is op Avéropolisnummer 914530 verzekerd de Merke Commissie te Witmarsum.
Inzake het aan cliënt, [appellant] te Witmarsum op 2 augustus 1997 overkomen ongeval, loopt een procedure tegen de veroorzakers, [betrokkene 1 en betrokkene 2], beiden wonende te [woonplaats betrokkenen].
Wellicht is u bekend, dat de Commissie in die procedure in vrijwaring is geroepen. Ik treed in dezen niet alleen op voor [appellant], maar ook voor de Friesland Zorgverzekeraar inzake verhaal van de door haar betaalde medische kosten.
Namens [appellant] en de Friesland Zorgverzekeraar stel ik voor zoveel nodig, de Merke Commissie aansprakelijk voor de terzake geleden schade. Graag krijg ik van u een bevestiging van ontvangst en verzoek ik u zich binnen drie weken na heden uit te laten omtrent de aansprakelijkheid."