ECLI:NL:GHLEE:2007:AZ8644

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
500594
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Breemhaar
  • H. Hidma
  • J. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst door Stichting Pensioenfonds Rabobank

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen, waarin zij zijn veroordeeld tot betaling van een huurschuld en de ontbinding van de huurovereenkomst. Appellanten huurden een woning van de Stichting Pensioenfonds Rabobank voor een maandelijkse huurprijs van € 613,78. In een eerder vonnis van 22 december 2004 zijn zij veroordeeld tot betaling van een huurschuld van € 570,55. De Stichting heeft hen op 19 april 2005 opnieuw gedagvaard wegens een huurachterstand van € 2.213,43 en heeft ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming gevorderd.

In hoger beroep hebben appellanten twee grieven ingediend, waarbij zij betogen dat de kantonrechter ten onrechte de ontbinding en ontruiming heeft uitgesproken en hen heeft veroordeeld in de proceskosten. Het hof heeft de vaststaande feiten uit het eerdere vonnis overgenomen en vastgesteld dat er sprake was van een huurachterstand van ten minste drie maanden. Appellanten hebben hun huurachterstand op 4 mei 2005 aangezuiverd, maar de Stichting heeft haar vordering dienovereenkomstig verminderd.

Het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter op goede gronden tot zijn beslissing is gekomen, aangezien er sprake was van recidive in huurachterstanden en dat de eerdere veroordeling van appellanten relevant was. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en appellanten veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 14 februari 2007 door het Gerechtshof Leeuwarden, waarbij de voorzitter M. Mollema en de raden A. Breemhaar en H. Hidma betrokken waren, en is uitgesproken door vice-president J. Streppel.

Uitspraak

Arrest d.d. 14 februari 2007
Rolnummer 0500594
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats],
toevoeging,
2. [appellante 2],
wonende te [woonplaats],
toevoeging,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
procureur: mr. P. Stehouwer,
tegen
Stichting Pensioenfonds Rabobank Organisatie,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: de Stichting,
procureur: mr. G.A. Pots.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 10 augustus 2005 door de rechtbank Assen , sector kanton, locatie Emmen, verder aan te duiden als de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 20 oktober 2005 is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van de Stichting tegen de zitting van 7 december 2005.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"het vonnis van de Rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen d.d. 10 augustus 2005 te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van geïntimeerde alsnog integraal af te wijzen, alles met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties. Één en ander uitvoerbaar bij voorraad."
Bij memorie van antwoord is door de Stichting verweer gevoerd met als conclusie:
"1. te bekrachtigen het vonnis waarvan beroep
2. [appellanten] te veroordelen in de kosten van dit hoger beroep.
Een en ander uitvoerbaar bij voorraad."
Voorts hebben [appellanten] een akte genomen en heeft de Rabobank een antwoordakte genomen.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellanten] hebben twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 3 (3.1 t/m 3.3) van het beroepen vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.
[appellanten] betogen in hun memorie van grieven weliswaar dat de weergave van de feiten niet volledig is, doch in het verloop van deze procedure zal blijken of het hof van oordeel is dat de betreffende aanvullend gestelde feiten relevant zijn voor de beslissing en - zo ja - of ze als vaststaand zijn aan te merken. Het is immers aan de rechter om de feiten vast te stellen die deze voor zijn of haar beslissing relevant oordeelt.
2. Het hof zal de vaststaande feiten hierna kort weergeven, aangevuld met enige feiten die (als gesteld en niet voldoende betwist, dan wel als door de kantonrechter in zijn overwegingen vastgesteld en in hoger beroep niet bestreden) in hoger beroep tevens als vaststaand zijn aan te merken:
- [appellanten] huren van de Stichting een woning aan de [adres] te [plaats], tegen een huurprijs (op het moment van de inleidende dagvaarding) van euro 613,78 per maand.
- [appellanten] zijn bij vonnis van de kantonrechter d.d. 22 december 2004 ter zake van een na dagvaarding voldane huurschuld van euro 570,55 veroordeeld in de kosten van de betreffende procedure.
- De Stichting heeft [appellanten] bij exploot van dagvaarding d.d. 19 april 2005 andermaal gedagvaard ter zake van een huurachterstand groot euro 2.213,43. Bij deze, de onderhavige procedure inleidende dagvaarding, heeft de Stichting - onder verwijzing naar de eerdere veroordeling - tevens ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde c.a. gevorderd.
- [appellanten] hebben op 4 mei 2005 hun huurachterstand aangezuiverd. De Stichting heeft daarop haar vordering dienovereenkomstig verminderd.
- De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep de resterende vorderingen van de Stichting toegewezen, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure.
Met betrekking tot de grieven:
3. In de grieven en de daarop gegeven toelichting betogen [appellanten] dat de kantonrechter ten onrechte de ontbinding en ontruiming c.a. heeft uitgesproken en hen ten onrechte heeft veroordeeld in de proceskosten.
4. De kantonrechter heeft - kort samengevat - aan de door [appellanten] bestreden beslissing ten grondslag gelegd dat er - ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding - sprake was van een huurachterstand van drie maanden en dat [appellanten] al eens eerder (bij verstek) zijn veroordeeld ter zake van een huurachterstand. Bij dat laatste heeft de kantonrechter kennelijk het oog op het hiervoor bedoelde vonnis van 22 december 2004.
5. Bogner c.s zijn van mening dat de eerdere veroordeling geen rol van betekenis mag spelen omdat zij destijds huurtermijnen hebben ingehouden aangezien zij, zoals zij stellen, door overburen (eveneens huurders van de Stichting), zoals zij stellen, ernstig werden gestoord in hun huurgenot en de Stichting daartegen geen enkele actie ondernam.
6. De kantonrechter heeft het betreffende verweer verworpen op de enkele grond dat uit niets is gebleken dat en wanneer [appellanten] ter zake van de beweerdelijke overlast bij de Stichting hebben beklaagd.
7. Bij memorie van grieven hebben [appellanten] weliswaar verwezen naar een door hen in bij verweer/dupliek in eerste aanleg overgelegd proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2004, maar met bedoeld verbaal wordt niet aangetoond dat [appellanten] de Stichting van de beweerdelijke overlast in kennis hebben gesteld, nog daargelaten de juistheid van het in de aangifte gestelde. De Stichting heeft bij memorie van antwoord in hoger beroep herhaald dat zij nimmer van de beweerdelijke overlast op de hoogte is gesteld en aangevoerd dat [appellanten] destijds de toen bestaande huurachterstand zonder enig voorbehoud hebben erkend en ter zake een betalingsregeling hebben getroffen.
8. Eerst bij hun laatste processtuk betogen [appellanten] dat zij de beweerdelijke overlast destijds telefonisch hebben gemeld aan Dynamis ABC Wonen B.V. te Arnhem, welk bedrijf indertijd namens de Stichting de verhuur van de onderhavige woonruimte verzorgde. Nu de Stichting dit betwist en ter zake geen gespecificeerd bewijsaanbod voorligt, zal het hof aan deze stelling van [appellanten] voorbijgaan.
9. Hetgeen de kantonrechter overigens ter verwerping van het betreffende verweer heeft overwogen wordt door het hof onderschreven, zodat er van moet worden uitgegaan dat er met betrekking tot de onderhavige huurachterstand sprake was van recente recidive.
10. Nu er bovendien sprake was van een huurachterstand van tenminste drie maanden en de Stichting niet regardeert hetgeen [appellanten] ten aanzien van hun financiële problemen hebben aangevoerd, is het hof van oordeel dat de kantonrechter op goede gronden tot de door de grieven bestreden beslissing is gekomen. Daar komt nog bij dat de Stichting in hoger beroep onweersproken heeft gesteld dat er ook sedert het moment van wijzen van het vonnis waarvan beroep wederom sprake is van huurachterstanden.
11. De grieven treffen daarom geen doel.
Slotsom
12. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. [appellanten] zullen, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure in hoger beroep (salaris procureur: 1,5 punt tarief II).
Beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van deze procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de Stichting begroot op euro 244,-- aan verschotten en op
euro 1.341,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest voor wat de proceskosten betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr Mollema, voorzitter en mrs Breemhaar en Hidma, raden en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 14 februari 2007.