ECLI:NL:GHLEE:2007:AZ9143

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
500539
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Knijp
  • J. Zandbergen
  • M. Telman
  • M. Mollema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een activatransactie na niet doorgaan van een aandelentransactie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 februari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Lascon Groep B.V. en Crossroads Corporate Finance B.V. In eerste aanleg had de rechtbank Leeuwarden op 27 juli 2005 een vonnis gewezen, waartegen Lascon B.V. hoger beroep had ingesteld. De kern van het geschil betrof de rechtsgeldigheid van een activatransactie die volgde op het niet doorgaan van een beoogde aandelentransactie. Lascon B.V. was zich ervan bewust dat de aandelentransactie niet zou doorgaan, maar heeft desondanks gebruik gemaakt van de diensten van Crossroads B.V. Het hof oordeelde dat er geen nieuwe onderhandelingen hadden plaatsgevonden over de voorwaarden van de activatransactie, waardoor de oorspronkelijke overeenkomst van kracht bleef. Lascon B.V. voerde verschillende grieven aan, waaronder dat de rechtbank onvolledig was geweest in de vaststelling van de feiten en dat de overeenkomst wegens dwaling vernietigd diende te worden. Het hof verwierp deze grieven en oordeelde dat Crossroads B.V. recht had op integrale nakoming van de overeenkomst, aangezien de activatransactie was gerealiseerd. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Lascon B.V. in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van Crossroads B.V. op nihil werden vastgesteld.

Uitspraak

Arrest d.d. 21 februari 2007
Rolnummer 0500539
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Lascon Groep B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Lascon B.V.,
procureur: mr J. Stoker,
tegen
Crossroads Corporate Finance B.V. in liquidatie,
gevestigd te Roosendaal,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Crossroads B.V.,
niet verschenen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 8 december 2004, 13 april 2005 en 27 juli 2005 door de rechtbank Leeuwarden, welk laatste vonnis op 12 oktober 2005 is verbeterd door de rechtbank.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 13 oktober 2005 is door Lascon B.V. hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 27 juli 2005 met dagvaarding van Crossroads B.V. tegen de zitting van 2 november 2005.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden, op 27 juli 2005 tussen partijen gewezen, te vernietigen en opnieuw recht doende Crossroads (alsnog) niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar vorderingen alsnog af te wijzen met veroordeling van Crossroads in de kosten van beide instanties."
Vervolgens heeft Lascon de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Lascon B.V. heeft vijf grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Nu tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 van het beroepen vonnis, behoudens hetgeen door Lascon BV naar voren is gebracht in grief I, verder geen bezwaren zijn aangevoerd, zal ook het hof van deze feiten uitgaan.
2. Met grief I voert Lascon BV aan dat de rechtbank bij de vaststelling van de feiten onvolledig is geweest, nu zij geen melding heeft gemaakt van het vaststaande feit dat Lascon BV de "no cure no pay"-afspraak uitsluitend heeft gemaakt op basis van het uitgangspunt dat de aandelen voor euro 1,-- zouden worden overgedragen alsmede dat de vordering van Lascon BV op Lascon Klimaattechnologie BV voor ongeveer euro 250.000,-- zou kunnen worden overgedragen.
3. Aangezien evenwel uit de stukken van de eerste aanleg blijkt dat Crossroads BV zich op het standpunt stelt dat bedoelde no cure no pay-afspraak niet uitsluitend is verbonden aan bovengenoemde door Lascon BV omschreven uitgangspunten, gaat het hierbij niet om een tussen partijen vaststaand feit. De grief mist doel.
4. In de (twee) grieven die Lascon BV beide heeft aangeduid als grief II, welke grieven het hof gezien hun inhoud tezamen zal bespreken, voert Lascon BV een aantal bezwaren aan tegen de uitleg die de rechtbank heeft gegeven aan de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst en de daaruit voortvloeiende gevolgen.
5. Voorzover Lascon BV bezwaar maakt tegen - in essentie weergegeven - de aanname door de rechtbank dat Lascon BV op basis van nader overleg met Crossroads BV heeft gekozen voor een activatransactie, waarbij deze transactie zou gelden als een succesvolle afwikkeling in het kader van de no cure no pay-afspraak, overweegt het hof als volgt.
6. Het hof volgt Lascon BV niet in haar opvatting dienaangaande. Uit de gedingstukken van de eerste aanleg zowel als uit punt 12 van de memorie van grieven, volgt dat Lascon BV zich er ten volle van bewust was dat de aanvankelijk beoogde aandelentransactie niet zou doorgaan, in welk verband het hof erop wijst dat gesteld noch gebleken is dat partijen daarop (opnieuw) hebben onderhandeld over de voorwaarden waarop Crossroads BV de vervolgens aan de orde zijnde totstandkoming van een activatransactie zou gaan faciliteren, terwijl Lascon BV tot dat doel niettemin is voortgegaan met het gebruik maken van de diensten van Crossroads BV. Aldus is door partijen voortgebouwd op de aanvankelijke overeenkomst waarin derhalve, behoudens de vervanging van de aandelentransactie door een activatransactie, geen verdere wijziging is opgetreden. Ook de opname in zowel de door Crossroads BV opgemaakte concept-overeenkomst als de - ook namens Lascon BV ondertekende - definitieve verkoopovereenkomst van 1 april 2004 tussen Lascon Klimaattechnologie BV en Coolserve BV van een artikel 13, voorzover van belang en zakelijk weergegeven inhoudende dat de kosten voor bemiddeling en advies ter hoogte van euro 15.000,-- van Crossroads BV volledig voor rekening en risico komen van Lascon BV, wijst erop dat laatstgenoemde daarmee tot uitdrukking brengt genoemd bedrag aan Crossroads BV te zijn verschuldigd. Dat het hierbij gaat om een stuk dat, gelijk Lascon BV heeft aangevoerd, niet voor Crossroads BV bestemd was, doet aan het voorgaande niet af. In dit verband kan in het midden blijven of Lascon BV, aldus contracterende met Coolserve BV, al dan niet beoogde daarmee een eigen recht ten behoeve van Crossroads BV te creëren, op welke vraag grief III betrekking heeft.
7. Ook omtrent een wijziging ten opzichte van de oorspronkelijke overeenkomst tussen partijen in die zin dat Crossroads BV niet langer zou werken onder het beding no cure no pay, doch zou gaan declareren op basis van gewerkte uren, is ten processe niet gebleken. Voorzover in de opstelling van Lascon BV besloten ligt dat op haar jegens Crossroads BV een dergelijke verplichting zou rusten tot een gering bedrag wegens een beperkt aantal door Crossroads BV gewerkte uren, volgt het hof derhalve Lascon BV niet in zodanige opstelling.
8. Het bovenoverwogene noopt tot het oordeel dat de aanvankelijk tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst en de daarvan onderdeel uitmakende keuze voor het uitgangspunt no cure no pay, afgezien van de wijziging van een aandelentransactie in een activatransactie, ook ná bedoelde wijziging tussen partijen van kracht is gebleven en geen (verdere) inhoudelijke wijziging heeft ondergaan.
9. In het licht van het voorgaande kan het standpunt van Lascon BV, zoals dat volgt uit punt 14 van de memorie van grieven en inhoudende dat zij in het geheel niets meer aan Crossroads BV is verschuldigd nu de oorspronkelijk beoogde aandelentransactie niet is doorgegaan, niet worden aanvaard.
10. Lascon BV heeft in het licht van het bovenoverwogene, gelet op de werkzaamheden van Crossroads BV zoals deze uit de stukken blijken en die hebben geleid tot de totstandkoming van een overeenkomst tussen Lascon Klimaattechnologie BV en Coolserve BV, alsmede gezien de omstandigheden van het onderhavige geval, onvoldoende gesteld om haar stelling te kunnen aanvaarden dat volledige betaling in strijd is met hetgeen de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen, mede nu zij heeft nagelaten feitelijk te onderbouwen waarom dient te worden geconcludeerd tot de in art. 6:248 lid 2 BW voor de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid vereiste onaanvaardbaarheid.
11. De conclusie met betrekking tot hetgeen Lascon BV heeft aangevoerd in de beide als nummer II voorgedragen grieven luidt dat Crossroads BV, nu uiteindelijk in het verband van haar werkzaamheden een activatransactie tot stand is gekomen, op basis van de overigens ongewijzigd gebleven overeenkomst aanspraak kan maken op integrale nakoming van de op Lascon BV rustende, uit die overeenkomst voortvloeiende verplichtingen. Dit oordeel stemt overeen met dat van de rechtbank dienaangaande in het beroepen vonnis, en mitsdien missen de beide grieven, die een daaraan tegengestelde opvatting bepleiten, doel.
12. Kennelijk subsidiair, want alleen relevant indien uitgegaan dient te worden van het bestaan van een overeenkomst tussen partijen in de door Crossroads BV verdedigde zin, stelt Lascon BV met grief IV haar stelling aan de orde dat zodanige overeenkomst wegens dwaling voor vernietiging in aanmerking komt, in welk verband het hof ervan uitgaat dat Lascon BV geacht wenst te worden zich bij wege van verweer te hebben beroepen op de thans bedoelde vernietigingsgrond nu een daarop gerichte vordering ontbreekt.
13. Het hof overweegt dat Lascon BV haar stellingen hieromtrent ook in hoger beroep nauwelijks juridisch en feitelijk heeft onderbouwd. Naar Lascon BV in haar toelichting op de grief heeft aangevoerd, heeft zij aan de voor dwaling vereiste afwezigheid van een juiste voorstelling van zaken ten grondslag gelegd - in essentie weergegeven - dat ook indien de stelling van Crossroads BV juist is dat de administratie binnen de Lascomgroep wanordelijk zou zijn geweest, het advies van Crossroads BV d.d. 19 februari 2004 (productie 1 bij inleidende dagvaarding) waarin Crossroads BV een aandelentransactie voorstelde en waarin géén melding werd gemaakt van een wanordelijke administratie, is uitgebracht op basis van verkeerde informatie, als gevolg waarvan "ook de overeenkomst op basis van onjuiste informatie (is) gesloten".
14. Het hof merkt op dat niet uit de stukken is af te leiden dat een onjuiste voorstelling omtrent het al dan niet op orde zijn van de administratie van de Lascongroep causaal was voor het aangaan van de overeenkomst tussen Lascon BV en Crossroads BV. Evenmin is ten processe gebleken dat partijen - zo Lascon BV geacht moet worden zulks te hebben bedoeld - hebben gedwaald omtrent het uitgangspunt van bedoeld advies d.d. 19 februari 2004 dat Lascon Klimaattechnologie BV "technisch" failliet was en maar beter kon worden afgestoten, zulks terwijl dit uitgangspunt onjuist zou zijn en causaal was voor het sluiten van de overeenkomst. Daarmede zijn zowel de dwaling (de onjuiste voorstelling) als het causale verband tussen de dwaling en het tot stand komen van de overeenkomst niet komen vast te staan. Niet nader behoeft daarom te worden ingegaan op het feit dat uit de stellingen van Lascon BV ook niet blijkt op welk van de in art. 6:228 lid 1 genoemde dwalingsgevallen zij zich wenst te beroepen en wat daaraan ten grondslag ligt, terwijl het door Crossroads BV gedane beroep op art. 6:228 lid 2 BW evenmin bespreking behoeft.
15. Grief IV mist doel.
16. Grief III is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat art. 13 van de overeenkomst tussen Coolserve BV en Lascon Klimaattechnologie BV een derdenbeding ten behoeve van Crossroads BV inhoudt, welk beding na aanvaarding door Crossroads BV aan laatstgenoemde een eigen recht tegen Lascon BV verschaft.
17. Daargelaten thans dat het naar het oordeel van het hof niet aanstonds voor de hand ligt om aan te nemen dat bij zowel Coolserve BV als bij Lascon BV met de tussen hen gesloten overeenkomst (mede) voor ogen stond om (als stipulator respectievelijk promissor) aan Crossroads BV een eigen vorderingsrecht op Lascon BV te verschaffen, kan een definitief oordeel hieromtrent achterwege blijven nu - gelet op hetgeen is overwogen naar aanleiding van de beide grieven II - de vraag of al dan niet sprake is van een derdenbeding niet beslissend is voor de uitkomst van het geding alsmede voor de vraag of het beroepen vonnis dient te worden bekrachtigd. Ook grief III is derhalve vergeefs voorgedragen.
De slotsom.
18. Nu geen van de grieven tot vernietiging kan leiden, dient het beroepen vonnis te worden bekrachtigd, onder veroordeling van Lascon BV in de kosten van het hoger beroep. Nu Crossroads BV in het hoger beroep niet is verschenen, zullen deze kosten aan haar zijde worden vastgesteld op nihil.
19. Hetgeen Lascon BV verder nog te berde heeft gebracht, kan als in het voorgaande reeds vervat dan wel als niet terzake dienende, buiten bespreking blijven. In het licht van het bovenoverwogene is de honorering van enig bewijsaanbod niet aan de orde.
De beslissing
Het gerechtshof:
Bekrachtigt het vonnis d.d. 27 juli 2005, waarvan beroep;
Veroordeelt Lascon BV in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Crossroads BV te begroten op nihil.
Aldus gewezen door mrs Knijp, voorzitter, Zandbergen en Telman, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw van den Bosch als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 21 februari 2007.