De grieven
[appellanten] hebben in het principaal appel acht grieven opgeworpen, terwijl door [geïntimeerde] in het voorwaardelijk incidenteel appel één grief is voorgesteld.
De beoordeling
in het principaal en het (voorwaardelijk) incidenteel appel
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende betwist dan wel op grond van de inhoud van de overgelegde, niet bestreden producties staat in dit geding - voor zover van belang - het volgende vast.
1.1. Op 25 juni 1985 is overleden de heer [de vader] (hierna: [de vader]). Uit zijn door echtscheiding ontbonden huwelijk met
[de moeder] (hierna: [de moeder]) zijn drie kinderen, te weten [appellanten], geboren. [appellanten], die op het moment van overlijden van hun vader - en ook ten tijde van de in rechtsoverweging 1.5 bedoelde rechtshandelingen - nog minderjarig waren, zijn ieder gerechtigd tot een derde deel van diens nalatenschap.
1.2. [appellanten] woonden ten tijde van het overlijden van hun vader bij [de moeder], die de voogdij uitoefende.
1.3. [de vader] heeft bij testament van 23 februari 1982 ten aanzien van zijn nalatenschap een bewind ingesteld met benoeming van zijn zwager [geïntimeerde] als bewindvoerder. Het testament bepaalt ten aanzien van het bewind het volgende:
"III. Ik stel al hetgeen mijn kinderen uit mijn nalatenschap zullen ontvangen onder bewind, ten aanzien van welk bewind de volgende bepalingen zullen gelden:
1. Tot bewindvoerder benoem ik mijn zwager [geïntimeerde], apotheker, wonende te [adres].
2. Het bewind vangt aan op de dag van mijn overlijden en eindigt zodra de betreffende onder bewind gestelde meerderjarig is geworden of eerder overlijdt.
3. De bewindvoerder is verplicht zo spoedig mogelijk na zijn in funktietreding door een door hem aan te wijzen notaris een boedelbeschrijving van het onder bewind gestelde vermogen te doen opmaken.
4. De bewindvoerder zal ten aanzien van het onder bewind gestelde vermogen slechts bevoegd zijn tot de noodzakelijke beheersdaden.
Alle overige beheers- en beschikkingsdaden dienen in overleg met- en met medewerking van de onder bewind gestelde plaats te vinden.
5. De bewindvoerder is verplicht binnen twee maanden na afloop van ieder kalenderjaar rekening en verantwoording van zijn beheer aan de onder bewind gestelde af te leggen en het batig saldo der inkomsten en uitgaven over het afgelopen kalenderjaar uit te keren.
6. Het inkomen uit het onder bewindgestelde vermogen is niet voor inbeslagneming vatbaar.
7. De bewindvoerder zal defungeren, indien hij in staat van faillissement wordt verklaard of ingeval van zijn aanvrage tot surséance van betaling, wanneer hij onder kuratele wordt gesteld, in een krankzinnigengesticht wordt geplaatst of indien krachtens enige wetsbepaling een bewindvoerder voor hem of een beheerder over zijn vermogen wordt benoemd.
8. De bewindvoerder zal voor zijn werkzaamheden geen beloning genieten."
1.4. Tot de nalatenschap van [de vader] behoorden naast zijn eigen boerderij, onder meer pachtrechten op akkerbouwgronden, sate en landen, gepacht van zijn vader [de grootvader], het pachtrecht op een perceel bouwland, gepacht van zijn moeder [de grootmoeder] en - samen met zijn vader - pachtrechten op percelen bouwland, eveneens gepacht van zijn moeder.
1.5. Op 29 november 1985 is de tot de nalatenschap van [de vader] behorende boerderij alsmede het grootste deel van de van zijn ouders gepachte landerijen in onverpachte staat geleverd aan derden. In de leveringsakte is expressis verbis vermeld dat [geïntimeerde] en [de moeder] ten aanzien van de gepachte landerijen afstand doen van de pachtrechten en het voorkeursrecht van koop als bedoeld in art. 56b Pachtwet.