ECLI:NL:GHLEE:2007:BA0468
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- J. Streppel
- A. de Bock
- C. Verschuur
- M. Mollema
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over niet-ontvankelijkheid van erfgenamen in reconventionele vordering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 7 maart 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], en de erfgenamen van de erflater, [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2]. De erfgenamen waren geen partij in het geding in reconventie, waardoor het vonnis in reconventie niet ten verzoeke of ten laste van hen is gewezen. Op basis van artikel 332 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staat het de erven niet vrij om hoger beroep in te stellen tegen het reconventionele vonnis. De erven hebben geprobeerd om de reconventionele vordering alsnog aan het hof voor te leggen, maar dit is niet mogelijk volgens artikel 353 lid 1 Rv, dat stelt dat in hoger beroep geen eis in reconventie kan worden ingesteld. Het hof concludeert dat de erven niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep.
In het principaal appel hebben de appellanten één grief opgeworpen, terwijl de geïntimeerde ook één grief heeft voorgesteld in het incidenteel appel. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zoals weergegeven door de rechtbank in het vonnis waarvan beroep niet zijn bestreden. De appellanten hebben geen grief gericht tegen het vonnis van de rechtbank voor zover het in conventie is gewezen, waardoor zij niet-ontvankelijk worden verklaard in hun hoger beroep. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Groningen van 9 maart 2005, waarbij de kosten van het voorlopig getuigenverhoor voor rekening van de geïntimeerde komen. De beslissing van het hof houdt in dat de erven niet-ontvankelijk worden verklaard in hun hoger beroep en dat de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd.