ECLI:NL:GHLEE:2007:BA5265

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
600262
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Kuiper
  • H. Hidma
  • J. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de weigering van schorsing van een ontruimingsvonnis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 9 mei 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden. De appellant, wonende te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van de voorzieningenrechter om de executie van een ontruimingsvonnis van de kantonrechter Leeuwarden, uitgesproken op 4 april 2006, te schorsen. De voorzieningenrechter had in zijn vonnis duidelijk gemotiveerd waarom de vordering van de appellant werd afgewezen. Het hof bevestigde dat het vonnis van de kantonrechter niet op een feitelijke of juridische misslag berustte, wat eerder al was bevestigd in een uitspraak van het hof op 14 februari 2007. De appellant had in hoger beroep één grief ingediend, die betrekking had op de kostenveroordeling die aan hem was opgelegd in de eerste aanleg.

Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De appellant had geen grieven ontwikkeld tegen de vastgestelde feiten, waardoor het hof deze als vaststaand aannam. Het hof concludeerde dat de voorzieningenrechter de gevorderde schorsing van de executie van het ontruimingsvonnis terecht had geweigerd. De kosten van de procedure in hoger beroep werden aan de appellant opgelegd, aangezien hij in het ongelijk was gesteld. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de kostenveroordeling.

Uitspraak

Arrest d.d. 9 mei 2007
Rolnummer 0600262
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
procureur: mr. J.V. van Ophem,
tegen
Stichting Nieuw Wonen Friesland,
gevestigd te Leeuwarden,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: de Stichting,
procureur: mr. S.A. Roodhof.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 4 mei 2006 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 31 mei 2006 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van de Stichting tegen de zitting van 14 juni 2006.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, bij voorraad uitvoerbaar, het op 4 mei 2006 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden in kort geding tussen partijen uitgesproken vonnis onder zaaknummer 75992/KG ZA 06-137 te vernietigen, en, opnieuw rechtdoende, de in voornoemd vonnis uitgesproken proceskostenveroordeling ten laste van appellant te vernietigen en de vordering van geïntimeerde strekkende tot betaling van de proceskosten alsnog af te wijzen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door de Stichting verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep, te bekrachtigen, althans de vorderingen van [appellant] af te wijzen, althans deze hem te ontzeggen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van deze procedure, in beide instanties."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft één grief opgeworpen.
De beoordeling
Met betrekking tot de vaststaande feiten:
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder overweging 1 (1.1 tot en met 1.5) van het vonnis waarvan beroep, is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.
Voorts staat in hoger beroep vast dat dit hof bij arrest van 14 februari 2007 (rolnummer: 0600208) de tussen partijen gewezen vonnissen van de kantonrechter Leeuwarden d.d. 10 januari 2006 en d.d. 4 april 2006 heeft bekrachtigd.
Met betrekking tot het belang van de vordering in hoger beroep:
2. Uit de inleiding op de grief en het in hoger beroep geformuleerde petitum blijkt dat het belang van [appellant] bij het onderhavige hoger beroep enkel nog is gelegen in de veroordeling in de proceskosten in beide instanties.
Met betrekking tot de grief:
3. De grief strekt ten betoge dat de voorzieningenrechter ten onrechte de gevorderde voorziening heeft afgewezen, zodat de ten laste van [appellant] uitgesproken kostenveroordeling niet terecht is.
4. Het hof leest in hetgeen [appellant] in de grief heeft aangevoerd geen andere stellingen en/of verweren dan dewelke reeds in eerste aanleg door hem waren aangevoerd.
5. De voorzieningenrechter heeft in het beroepen vonnis duidelijk en gemotiveerd aangegeven op grond waarvan hij hetgeen [appellant] aan zijn vordering ten grondslag had gelegd heeft verworpen en de gevorderde schorsing van de executie van het ontruimingsvonnis van de kantonrechter Leeuwarden 4 april 2006 heeft geweigerd. Dat bedoeld vonnis van de kantonrechter niet op een feitelijke en/of juridische misslag berustte heeft inmiddels zijn bevestiging gevonden in de hiervoor gemelde uitspraak van dit hof d.d. 14 februari 2007 en staat derhalve in deze kort geding procedure niet meer ter discussie. Uit het feit dat de kantonrechter Leeuwarden in het door hem gewezen tussenvonnis d.d. 10 januari 2006 aan [appellant] een zogenaamd terme de grâce heeft verleend, blijkt overigens zonneklaar dat de kantonrechter zich bewust is geweest van de verstrekkende gevolgen die een ontruiming van het gehuurde voor [appellant] zou hebben. Dat zich nadien nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die tot een andere afweging ter zake zouden hebben moeten leiden is noch in eerste aanleg, noch in dit hoger beroep gesteld of gebleken. Het hof verenigt zich dan ook met hetgeen de voorzieningenrechter heeft overwogen en neemt die overwegingen hierbij over.
Slotsom
6. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd.
[appellant] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep (salaris procureur: 1 punt tarief II).
Beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van 4 mei 2006, waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van deze procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de Stichting begroot op € 296,-- aan verschotten en op € 894,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest voor wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. Mollema, voorzitter en mrs. Kuiper en Hidma, raden, en uitgesproken door mr. Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 9 mei 2007.