ECLI:NL:GHLEE:2007:BA5276

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
700171
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • A. Kuiper
  • J. Breemhaar
  • W. Willems
  • M. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gekraakte bovenwoning door Beleggingsmaatschappij Van Haren en Van Haren Schoenen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, hebben Beleggingsmaatschappij Van Haren B.V. en Van Haren Schoenen B.V. hoger beroep ingesteld tegen een kortgedingvonnis van de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft de ontruiming van een bovenwoning die door krakers in gebruik was genomen. De appellanten, beide gevestigd te Waalwijk, stelden dat zij een spoedeisend belang hadden bij de ontruiming van de bovenwoning, die zij als opslagruimte voor hun schoenenvoorraad wilden gebruiken. De voorzieningenrechter in eerste aanleg had echter geoordeeld dat het spoedeisend belang niet voldoende was aangetoond, en de vordering tot ontruiming afgewezen.

Het hof heeft de feiten uit het kortgedingvonnis van de rechtbank overgenomen, waaruit bleek dat de krakers de bovenwoning op 8 december 2006 hadden gekraakt en dat de toegang tot de woning was geblokkeerd. De appellanten voerden aan dat de krakers zonder recht en titel de bovenwoning gebruikten, maar het hof oordeelde dat zij niet voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat het gebruik van de bovenwoning als opslagruimte noodzakelijk was. De omzetsnelheid van de schoenenwinkel was zodanig dat de bestaande opslagcapaciteit voldoende was.

Het hof concludeerde dat de vordering tot ontruiming niet kon worden toegewezen, omdat de noodzaak voor ontruiming niet was aangetoond. De appellanten werden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de krakers in hun bezit konden blijven, en oordeelde dat de appellanten niet in hun vordering waren geslaagd.

Uitspraak

Arrest d.d. 9 mei 2007
Rolnummer 0700171
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. Beleggingsmaatschappij Van Haren B.V.,
hierna te noemen: Beleggingsmaatschappij Van Haren,
2. Van Haren Schoenen B.V.,
hierna te noemen: Van Haren Schoenen,
beide gevestigd te Waalwijk,
appellanten,
in eerste aanleg: eiseressen,
procureur: mr. J.B. Dijkema,
voor wie gepleit heeft mr. Th.S.M. Fraai, advocaat te Eindhoven,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde sub 1,
toevoeging aangevraagd,
hierna te noemen: [geïntimeerde 1],
procureur: mr. J.V. van Ophem,
voor wie heeft gepleit mr. J. Doornbos, advocaat te Groningen,
2. de personen die verblijven in de onroerende zaak, gelegen te ([postcode]) [plaats] aan de [adres 1] en die daar niet verblijven krachtens een persoonlijk of zakelijk recht, en van wie de naam en woonplaats niet bekend zijn,
geïntimeerden sub 2,
niet verschenen,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk (ook) te noemen: de krakers.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kortgeding- vonnis uitgesproken op 12 februari 2007 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 9 maart 2007 is door Beleggingsmaatschappij Van Haren en
Van Haren Schoenen hoger beroep ingesteld van genoemd kortgedingvonnis met dagvaarding van de krakers tegen de zitting van 21 maart 2007.
Het petitum van de dagvaarding in hoger beroep, die tevens de grieven behelst, luidt:
"bij arrest - uitvoerbaar bij voorraad - te vernietigen het vonnis d.d. 12 februari 2007, gewezen onder zaaknummer/rolnummer 80534/KG ZA 07-17, onder toewijzing van het in eerste aanleg door appellanten gevorderde, en opnieuw rechtdoende in hoger beroep:
1. Geïntimeerden te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het te wijzen arrest te ontruimen en aan appellanten ter vrije beschikking te stellen de onroerende zaak gelegen te Leeuwarden aan de [adres 1] met al de hunnen en het hunne en al degenen die van hunnentwege voormelde onroerende zaak occuperen en in voormelde onroerende zaak niet terug te keren;
2. Appellanten te machtigen voor het geval geïntimeerden in gebreke blijven aan een veroordeling als onder 1. gevraagd te voldoen, de desbetreffende ontruiming met behulp van de sterke arm van de politie en justitie op kosten van geïntimeerden te doen uitvoeren;
3. Te bevelen dat het te wijzen arrest tot een jaar na de dag waarop het arrest wordt uitgesproken danwel bekrachtigd, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
4. Met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties."
Tegen de niet verschenen geïntimeerden sub 2 is verstek verleend.
Door [geïntimeerde 1] is bij memorie van antwoord verweer gevoerd, met als conclusie:
"het vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden d.d. 12 februari 2007 tussen partijen gewezen, al dan niet met verbetering en/of aanvulling van de gronden, te bevestigen, met veroorde-ling van appellanten in de kosten."
Vervolgens hebben Beleggingsmaatschappij Van Haren en Van Haren Schoenen enerzijds, en [geïntimeerde 1] anderzijds hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten.
Ten slotte hebben deze partijen hun stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De beoordeling
1. De weergave van de feiten door de voorzieningenrechter onder 2 (2.1 t/m 2.6) in het beroepen kortgedingvonnis is noch door grieven noch anderszins bestreden, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
2. Het gaat in dit kort geding - samengevat - om het volgende.
2.1. Beleggingsmaatschappij Van Haren is eigenares, en Van Haren Schoenen huurster van het pand aan de [adres 2] en [adres 2] te [plaats], zijnde een bedrijfsruimte (met magazijn en kantoortje) en een bovenwoning. De bedrijfs-ruimte wordt door Van Haren Schoenen geëxploiteerd als schoenenwinkel.
De bedrijfsruimte en de bovenwoning hebben elk een eigen toegang.
2.2. Op 8 december 2006 hebben de krakers de bovenwoning gekraakt.
De sloten van de bovenwoning zijn vervangen, waardoor Van Haren Schoenen geen toegang heeft tot die bovenwoning. De bovenwoning is - inmiddels - aangesloten op water-, electricititeits- en gasleidingen.
2.3. De krakers zijn gesommeerd de bovenwoning te ontruimen, aan welke sommatie zij geen gehoor hebben gegeven.
2.4. Beleggingsmaatschappij Van Haren en Van Haren Schoenen hebben daarop de krakers in kort geding gedagvaard tot - kort gezegd - ontruiming van de bovenwoning. Na gevoerd verweer heeft de voorzieningenrechter de gevraagde voorzieningen geweigerd en Beleggingsmaatschappij Van Haren en Van Haren Schoenen veroordeeld in de proceskosten.
3. Beleggingsmaatschappij Van Haren en Van Haren Schoenen hebben tegen het kortgedingvonnis waarvan beroep zeven grieven opgeworpen.
De grieven beogen het in dit kort geding aan de orde zijnde geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4. Vooropgesteld moet worden dat niet in geschil is dat de krakers de bovenwoning zonder recht en titel in gebruik hebben.
4.1. Dat geen strafvervolging tegen de krakers is ingesteld wegens overtreding van 429sexies Wetboek van strafrecht - dat kort gezegd bepaalt dat het strafbaar is om een gekraakt, niet langer dan 12 maanden leegstaand, gebouw niet aanstonds op vordering van de rechthebbende te ontruimen - maakt geenszins dat het kraken van een dergelijk pand daarmee rechtmatig is tegenover de rechthebbende op dat pand.
4.2. Naar het oordeel van het hof gaat het er dan ook niet om óf de krakers de door hun gekraakte bovenwoning dienen te verlaten, maar slechts wannéér zulks dient plaats te vinden.
5. Het verweer van [geïntimeerde 1] dat slechts de huurster, in dit geval Van Haren Schoenen, en niet de verhuurder Beleggingsmaatschappij Van Haren kan ageren tegen de krakers en kan vorderen dat aan het kraken een einde wordt gemaakt, wordt verworpen.
5.1. Beleggingsmaatschappij Van Haren heeft als eigenares er belang bij dat haar rechten niet door derden onbevoegd worden aangetast. De enkele mogelijkheid dat het kraken van de bovenwoning wellicht gevolgen kan hebben voor de verzekering van het gehele pand (bedrijfsruimte + bovenwoning) vormt een voldoende procesbelang voor - ook - Beleggingsmaatschappij Van Haren om in haar vordering tot ontruiming te kunnen worden ontvangen.
5.2. Hetgeen partijen over en weer nog hebben aangevoerd met betrekking tot de voor Beleggingsmaatschappij Van Haren uit de huurovereenkomst met Van Haren Schoenen voortvloeiende verplichtingen, behoeft derhalve geen bespreking.
6. Beleggingsmaatschappij Van Haren en Van Haren Schoenen hebben naar 's hofs oordeel in het kader van dit kort geding het spoedeisend belang van hun vordering, mede bezien in het licht van het bepaalde in art. 557a Rv, onvoldoende aannemelijk gemaakt.
7. Met name hebben Beleggingsmaatschappij Van Haren en Van Haren Schoenen niet in voldoende mate aannemelijk weten te maken dat zij thans een zodanig belang hebben bij het gebruik van de bovenwoning als opslagruimte voor de voorraad schoenen, dat daarmee de spoedeisendheid van hun vordering is gegeven. Uit hetgeen de filiaalmanager en de regiomanager van Van Haren Schoenen ter gelegenheid van het pleidooi hebben verklaard, leidt het hof af dat de noodzaak om de bovenwoning als opslagruimte te gebruiken, thans ontbreekt. De omzetsnelheid bij Van Haren Schoenen is kennelijk zo hoog dat het magazijn achter de bedrijfsruimte op dit moment in beginsel voldoende is voor de opslag van de in voorraad gehouden schoenen.
8. Dat als gevolg van de kraakactie de bovenwoning niet kan worden benut voor de regiovergaderingen van het personeel van Van Haren Schoenen vormt, gelet alleen al op de geringe frequentie van die vergaderingen, evenmin voldoende aanleiding om de gevraagde voorziening toe te wijzen.
9. Onvoldoende aannemelijk is voorts geworden dat het gebruik door de krakers van de nutsvoorzieningen in de bovenwoning zodanig gevaarzettend is dat zulks tot toewijzing van de vordering tot ontruiming zou moeten leiden. Bovendien is niet gebleken dat het feit dat de bovenwoning is gekraakt, op dit moment feitelijk heeft geleid tot opschorting van de verzekering van het (gehele) pand of tot premie-verhoging. Hierin is derhalve evenmin een reden gelegen om bij wijze van voorlopige voorziening de ontruiming van de bovenwoning te gelasten.
Slotsom
10. Het kortgedingvonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd.
Beleggingsmaatschappij Van Haren en Van Haren Schoenen zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, voor zover aan de zijde van [geïntimeerde 1] gevallen (3 procespunten, tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het kortgedingvonnis van 12 februari 2007 waarvan beroep;
veroordeelt Beleggingsmaatschappij Van Haren en Van Haren Schoenen in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde 1] op € 2.982,--, waarvan te voldoen aan de griffier, die daarmee zal handelen overeenkomstig het bepaalde in art. 243 Rv, € 225,-- aan verschotten en € 2.682,-- aan salaris voor de procureur.
Aldus gewezen door mrs. Kuiper, voorzitter, Breemhaar en Willems, raden, en uitgesproken door mr. Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier, ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 9 mei 2007