ECLI:NL:GHLEE:2007:BA8650

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK 654/03 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Huiskes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbende tegen de inspecteur van de Belastingdienst over naheffingsaanslagen en boete inzake inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de belanghebbende, een directeur en enig aandeelhouder van C B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst over een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1999. De belanghebbende heeft een aanslag ontvangen van f 81.078,-, inclusief een boete van f 4.553,- en heffingsrente van f 1.535,-. De belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd afgewezen door de inspecteur. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het gerechtshof.

Tijdens de zitting heeft de belanghebbende aangegeven dat hij instemt met het achterwege laten van verrekening van loonbelasting in gevallen waar de eindheffingstabel is toegepast. De inspecteur betwist echter de stelling van de belanghebbende dat er nog f 7.373,- aan nageheven loonbelasting verrekend dient te worden. De belanghebbende heeft ook bezwaar gemaakt tegen de opgelegde boete voor het privégebruik van een auto, die hij wenst te verlagen tot 10% van het bedrag.

Het hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de belanghebbende onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. De inspecteur heeft de boete terecht opgelegd, aangezien de belanghebbende geen deugdelijke administratie heeft bijgehouden voor het privégebruik van de auto. Het hof oordeelt dat de belanghebbende zich bewust had moeten zijn van de noodzaak van een goede administratieve onderbouwing. Uiteindelijk heeft het hof het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 654/03 29 juni 2007
Uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z (: de belanghebbende) tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Noord kantoor Groningen (: de inspecteur) gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen over het jaar 1999.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1 Met dagtekening 15 mei 2002 is aan de belanghebbende voor het jaar 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 van f 81.078,-. Daarbij is een boete opgelegd van f 4.553,- en is een bedrag aan heffingsrente berekend van f 1.535,-. De aankondiging van de boete geschiedde bij brief van 30 januari 2002.
1.2 De belanghebbende heeft tegen voormelde aanslag met boete een bezwaarschrift, gedagtekend 25 juni 2002, ingediend, dat is ingekomen bij de inspecteur op 25 juni 2002. De inspecteur heeft bij de bestreden uitspraak van 20 juni 2003 belanghebbendes bezwaar afgewezen.
1.3 De belanghebbende heeft tegen deze uitspraak een beroepschrift (met bijlage) ingediend dat op 1 augustus 2003 bij het gerechtshof is ingekomen. Op 29 maart 2007 is een aanvulling (met bijlagen) op het beroepschrift ontvangen. Van de inspecteur is op 26 april 2007 een verweerschrift (met bijlagen) ontvangen.
1.4 De zaak is behandeld ter zitting van 11 juni 2007, gehouden te Leeuwarden. Aldaar is verschenen de gemachtigde van belanghebbende, A. Tevens is namens de inspecteur verschenen de heer B.
1.5 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen het volgende vast.
2.1 Belanghebbende is geboren op 28 juni 19... Hij is directeur en enig aandeelhouder van C B.V. te Z (: de BV).
2.2 In 2002 is door de Belastingdienst bij de BV een boekenonderzoek ingesteld over de periode 1996 tot en met 1999 (: het boekenonderzoek). Het rapport daarvan (: het rapport) is als bijlage 8 bij het verweerschrift gevoegd.
2.3 Het rapport vermeldt onder punt 7.2 voorgestelde correcties ten aanzien van de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belanghebbende over de jaren 1996 tot en met 1999.
2.4 Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn aan de BV over de jaren 1996 tot en met 1999 naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Na bezwaar van de BV is de naheffingsaanslag over 1998 en 1999 bepaald op f 19.242,-. Van dit bedrag heeft f 11.401,- betrekking op 1998 en f 7.841,- op 1999.
Dit bedrag van f 7.841,- kan worden gespecificeerd als volgt:
a. correctie inzake telefoon f 334,- (eindheffing)
b. correctie fictief loon f 7.507,- (normale tabel)
Nageheven loonbelasting/ premie volks-
verzekeringen (LB/PH) na bezwaar f 7.841,-.
De opmerking eindheffing wil zeggen dat uitgegaan is van de eindheffingstabel.
2.5 Ter zake van privé-gebruik auto heeft belanghebbende niets op zijn aangifte vermeld.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek is over het jaar 1999 bij belanghebbende een correctie privé-gebruik auto (Mercedes) toegepast van f 29.000,-.
Ter zake van de correctie betreffende de Mercedes is een boete opgelegd van 50 % over de daarover verschuldigde belasting ofwel f 4.553,-.
De Mercedes stond ter beschikking van belanghebbende. Belanghebbende heeft ten aanzien van de Mercedes over de jaren 1996 tot en met 1998 een kilometeradministratie bijgehouden. Deze vertoonde vele hiaten. Over 1999 is geen kilometeradministratie meer bijgehouden.
3. Het geschil en standpunten van partijen
3.1 Volgens belanghebbende dient alsnog f 7.373,- aan nageheven loonbelasting te worden verrekend. De inspecteur betwist deze stelling. Belanghebbende heeft ter zitting medegedeeld dat hij er mee instemt dat in de gevallen waarin de eindheffingstabel is toegepast, verrekening van loonbelasting achterwege blijft.
3.2 Belanghebbende wil de opgelegde boete ter zake van privé-gebruik auto verminderd zien tot 10 % ofwel f 910,-. De inspecteur is van opvatting dat de boete terecht is opgelegd.
3.3 Voor een nadere onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Gelet op het onder 2.4 en 3.1, laatste zin, vermelde, komt het bedrag van f 334,- niet voor verrekening in aanmerking.
4.2 In zijn aanvulling van het beroepschrift gaat belanghebbende er ten onrechte vanuit dat het bedrag aan nageheven LB/PH van f 7.841,- (belanghebbende noemt ten onrechte f 7.373,-) geheel te maken heeft met een correctie op grond van artikel 12a van de Wet LB. Dit is slechts voor f 7.507,- het geval. De inspecteur heeft onder punt 6.3.2 van zijn verweerschrift uiteengezet dat dit bedrag met de aanslag is verrekend. Deze conclusie is volgens het hof juist, zodat het gelijk hier aan de zijde van de inspecteur is.
4.3 Op belanghebbende rust de last om aan te tonen dat de Mercedes voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden werd gebruikt.
4.4 Gelet op het vermelde onder 2.5 heeft belanghebbende over 1999 zelfs in het geheel geen kilometeradministratie bijgehouden.
4.5 Belanghebbende heeft overigens berust in de correctie privé-gebruik Mercedes.
4.6 De inspecteur heeft over de correctie privé-gebruik auto een boete opgelegd van 50%.
Naar het oordeel van het hof had belanghebbende moeten beseffen dat voor het achterwege laten van een bijtelling ter zake van privé-gebruik auto een deugdelijke administratieve onderbouwing dan wel deugdelijk ander bewijs noodzakelijk is. Nu aangenomen moet worden dat belanghebbende hiervoor geen zorg heeft gedragen, heeft belanghebbende zich naar het oordeel van het hof willens en wetens blootgesteld aan de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans dat hij bij controle niet aan zou kunnen tonen dat de Mercedes voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden werd gebruikt. Naar het oordeel van het hof is het derhalve aan (voorwaardelijk) opzet van belanghebbende te wijten dat de aangifte ter zake van privé-gebruik auto onjuist is gedaan. Het hof acht de opgelegde boete (zie 2.5) dan ook passend en geboden.
4.7 Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005, nr 37 984, V-N 2005/22.6, overweegt het hof ambtshalve dat sinds de aankondiging van de boete tot de onderhavige uitspraak ongeveer 5 jaren en 5 maanden zijn verstreken. De overschrijding van de termijn van in beginsel twee jaar dient voor ten minste 3 jaar en 8 maanden te worden toegerekend aan belanghebbende (uitstel voor motivering beroepschrift). Gelet hierop is er naar het oordeel van het hof toch geen sprake van schending van de redelijke termijn.
4.8 Gelet op het voorgaande dient te worden beslist als hierna te vermelden.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 29 juni 2007 door mr. J. Huiskes, raadsheer, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde raadsheer in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier en ondertekend door de raadsheer en de griffier.
Op 4 juli 2007 afschrift per aangetekende post
verzonden aan beide partijen.