ECLI:NL:GHLEE:2007:BA9526

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
500342
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Kuiper
  • J. Breemhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkheid van appel tegen tussenvonnissen in civiele procedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten, bestaande uit de Maatschap Chrysantenkwekerij en een individuele appellant, tegen een tussenvonnis van de rechtbank Assen. Het hof heeft op 11 juli 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hof oordeelt dat het appel tegen het tussenvonnis van 23 maart 2005 niet ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat appel tegen een tussenvonnis slechts tegelijk met dat tegen het eindvonnis kan worden ingesteld. Het hof stelt vast dat het tussenvonnis van 23 maart 2005 geen (gedeeltelijk) eindvonnis is, omdat het enkel een verwijzing naar de rol inhoudt. Hierdoor kunnen appellanten niet worden ontvangen in hun appel tegen dit vonnis.

Daarnaast is het hof van oordeel dat het appel tegen het tussenvonnis van 13 augustus 2003 ook niet ontvankelijk is, omdat dit appel pas bij memorie van grieven is uitgebreid. Het hof wijst erop dat zelfstandig appel tegen het tussenvonnis van 13 augustus 2003 ten tijde van het uitbrengen van de appeldagvaarding al niet meer mogelijk was. De conclusie van het hof is dat appellanten niet-ontvankelijk worden verklaard in hun hoger beroep en dat zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, die zijn begroot op een totaal van € 5.554,00, inclusief verschotten en salaris voor de procureur. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Arrest d.d. 11 juli 2007
Rolnummer 0500342
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. Maatschap Chrysantenkwekerij [naam appellant 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
procureur: mr. R.A. Schütz,
tegen
Firma [geïntimeerde],
gevestigd te Schoonebeek,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. J.H. van der Meulen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 26 februari 2003, 13 augustus 2003, 23 maart 2005 en 7 september 2005 door de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 21 juni 2005 is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 23 maart 2005 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 13 juli 2007.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"te vernietigen het tussenvonnis op 23 maart 2005 onder nummer 39959 tussen partijen gewezen, en opnieuw recht doende appellanten alsnog geslaagd te achten in het aan hen opgedragen bewijs, althans de aansprakelijkheidsstelling, althans de vordering van geïntimeerde alsnog te ontzeggen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties"
Bij de memorie van grieven is een productie overgelegd. De conclusie van deze memorie luidt:
"de vonnissen van de Rechtbank te Assen d.d. 13 augustus 2003 en 23 maart 2005, gewezen onder zaaknummer 39959 te vernietigen en opnieuw rechtdoende geïntimeerde in haar vordering alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze vorderingen af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide procedures"
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het appel en verweer gevoerd met als conclusie:
"tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellant 2] in het hoger beroep, althans tot bekrachtiging van het vonnis/de vonnissen waarvan beroep, zonodig onder verbetering of aanvulling van gronden, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [appellant 2] in de kosten van het geding in hoger beroep"
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellanten] hebben zes grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Grief I is gericht tegen het tussenvonnis van 13 augustus 2003, zodat het appel ook tegen dat vonnis is gericht en recht zal worden gedaan op de conclusie zoals die in de memorie van grieven is geformuleerd.
2. Krachtens het bepaalde in artikel 337 lid 2 Rv kan appel tegen een tussenvonnis, anders dan bedoeld in lid 1 van dat artikel, slechts tegelijk met dat tegen het eindvonnis worden ingesteld. Onder eindvonnis moet in dat verband ook worden begrepen een gedeeltelijk eindvonnis, zijnde een vonnis waarin aan enig deel van het ten gronde gevorderde reeds wel en aan een ander deel van het ten gronde gevorderde nog niet door een uitdrukkelijk dictum een einde wordt gemaakt.
3. Het hof stelt vast dat het dictum van het vonnis van 23 maart 2005 enkel een verwijzing naar de rol inhoudt en derhalve niet een (gedeeltelijk) eindvonnis is.
4. [appellanten] kunnen derhalve in hun appel tegen dat vonnis niet worden ontvangen. Nu het appel via dat vonnis aanhangig is gemaakt en eerst bij memorie van grieven is uitgebreid naar het tussenvonnis van 13 augustus 2003, is ook het appel tegen laatstgemeld tussenvonnis niet ontvankelijk, zulks nog daargelaten dat zelfstandig appel tegen het tussenvonnis van 13 augustus 2003 ten tijde van het uitbrengen van de appeldagvaarding al lang niet meer mogelijk was en ook dat vonnis geen (gedeeltelijk) eindvonnis is.
Slotsom
5. [appellanten] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun hoger beroep en zullen dientengevolge worden veroordeeld in de kosten van deze procedure in hoger beroep (salaris procureur: 1 punt tarief II).
Beslissing
verklaart [appellanten] niet ontvankelijk in hun hoger beroep tegen de tussenvonnissen d.d. 13 augustus 2003 en 23 maart 2005;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van deze procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 4.660,-- aan verschotten en op € 894,00 aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest voor wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr Mollema, voorzitter en mrs Kuiper en Breemhaar, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 11 juli 2007.