Beschikking d.d. 19 september 2007
Rekestnummer: 07/00603
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking van de vierde kamer voor burgerlijke zaken
de gemeente Wymbritseradiel,
zetelende te IJlst,
verzoekster,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: de gemeente,
vertegenwoordigd door mr. B. van der Wiel, advocaat te Den Haag,
Watersportvereniging Hart van Friesland B.V.,
gevestigd te Uitwellingerga,
verweerster,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Hart van Friesland,
vertegenwoordigd door mr. J.B. Dijkema, advocaat te Leeuwarden.
Mr. Van der Wiel voornoemd heeft zich bij faxbrief d.d. 17 juli 2007, op gelijke datum ingekomen ter griffie van het hof, gewend tot de vierde kamer voor burgerlijke zaken met een namens de gemeente Wymbritseradiel ingediend verzoek als hieronder nader te omschrijven.
Bij brief van 24 augustus 2007, ter griffie ingekomen op 27 augustus j.l., heeft mr. Dijkema voornoemd een door mr. A. Groenewoud, advocaat te Den Bosch en optredende als raadsman van Hart van Friesland BV, opgestelde antwoordbrief d.d. 22 augustus 2007 aan het hof overgelegd.
1. Onder rolnummer 0500055 heeft het hof op 18 april 2007, op het – door de rechtbank tussentijds toegestane – hoger beroep van de gemeente Wymbritseradiel van een tussenvonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 17 november 2004, bij arrest beslist en de zaak teruggewezen naar deze rechtbank ter verdere afdoening, in het bijzonder de vaststelling van de aan Hart van Friesland toekomende schadevergoeding. In de procedure tussen Hart van Friesland BV en de gemeente Wymbritseradiel dient genoemd arrest te worden aangemerkt als een tussenarrest, waarvan – behoudens een anders luidende rechterlijke beslissing – krachtens art. 401a Rv geen tussentijds cassatieberoep is toegelaten.
2. Bij de bovengenoemde faxbrief d.d. 17 juli 2007 heeft de gemeente Wymbritseradiel – zich daarbij kennelijk baserende op de arresten HR 23-1-2004, NJ 2005, 510 en HR 17-12-2004, NJ 2005, 511 – zich tot het hof gewend met het verzoek haar het tussentijds instellen van cassatieberoep toe te staan.
3. Hart van Friesland heeft zich in bovenvermelde namens haar aan het hof gerichte brief verzet tegen inwilliging van het verzoek.
4. In art. 355 Rv heeft de wetgever bepaald – verkort weergegeven – dat bij bekrachtiging van een tussenvonnis in hoger beroep, zoals in casu, als regel terugwijzing naar de rechtbank dient te volgen. Het hof neemt met betrekking tot de vraag of (niettemin) tussentijds beroep in cassatie kan worden toegestaan, tot uitgangspunt dat het tussentijds instellen van rechtsmiddelen tegen een tussenvonnis of –arrest leidt tot een doorbreking van het processueel debat, zodat voor het toelaten van een dergelijke doorbreking valide redenen dienen te bestaan, zulks gelet op de aan doorbreking inherente nadelen.
5. Zodanige (valide) redenen heeft het hof niet aangetroffen in de faxbrief van de gemeente Wymbritseradiel. De facto beperkt de gemeente Wymbritseradiel zich tot het uiten van haar wens om (tussentijds) cassatieberoep te kunnen instellen en om zodoende de door het hof aanwezig geachte aansprakelijkheid door de Hoge Raad te
doen toetsen, waartoe zij proceseconomische gronden aanwezig acht. Bedoelde
gronden stoelen, naar het hof begrijpt, op de verwachting of de hoop dat het arrest van het hof in cassatie geen stand zal kunnen houden.
6. Uit het bezwaar van Hart van Friesland komt naar voren dat zij thans, na een procedure van ruim vier jaar, daadwerkelijk de vaststelling en vergoeding van de haar toekomende schade verlangt, en dat verdere (vermijdbare) vertraging voor haar (financiële) nadelen oplevert.
7. Ofschoon in meergenoemde jurisprudentie van de Hoge Raad ligt besloten dat het hof op een verzoek als het onderhavige kan beslissen zonder (verdere) motivering, acht het hof het wenselijk de gronden voor zijn beslissing nader te expliciteren. In dat verband merkt het hof op dat partijen niet (eenparig) het hof hebben verzocht om de zaak bij wege van evocatie aan zich te houden, ofschoon zulks op grond van art. 355 Rv wel mogelijk zou zijn geweest, hetgeen tot gevolg heeft dat - bij inwilliging van het verzoek - het door het tussentijds appel reeds vertraagde debat dat in prima nog dient plaats te vinden, nóg verdere vertraging zal ondervinden. In dat verband is het hof van oordeel dat de door de gemeente Wymbritseradiel voor inwilliging van het verzoek naar voren gebrachte gronden, niet opwegen tegen het hierboven in r.o. 4 neergelegde uitgangspunt en de door Hart van Friesland geuite bezwaren als boven omschreven.
8. Het bovenoverwogene brengt met zich dat het verzoek zal worden afgewezen.
De beslissing
Het gerechtshof:
Beschikt afwijzend op het verzoek van de gemeente Wymbritseradiel d.d. 17 juli 2007.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Janse en Onnes-Wind, raden, en uitgesproken door mr. Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 19 september 2007.