ECLI:NL:GHLEE:2007:BB4424

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/00603
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Knijp
  • A. Janse
  • H. Onnes-Wind
  • J. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot tussentijds cassatieberoep door Gerechtshof Leeuwarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 19 september 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 07/00603. De gemeente Wymbritseradiel, verzoekster in deze procedure, had een verzoek ingediend om tussentijds cassatieberoep toe te staan tegen een tussenvonnis van de rechtbank Leeuwarden. Het hof overweegt dat volgens artikel 355 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bij bekrachtiging van een tussenvonnis in hoger beroep als regel terugwijzing naar de rechtbank dient te volgen. Het hof stelt vast dat het tussentijds instellen van rechtsmiddelen tegen een tussenvonnis of -arrest leidt tot een doorbreking van het processueel debat, waarvoor valide redenen moeten bestaan. Het hof heeft geen valide redenen aangetroffen in de faxbrief van de gemeente Wymbritseradiel, die zich voornamelijk beperkte tot de wens om cassatieberoep in te stellen. Het hof wijst erop dat Hart van Friesland, de verweerster, na een procedure van ruim vier jaar, de vaststelling en vergoeding van haar schade verlangt en dat verdere vertraging voor haar financiële nadelen met zich meebrengt. Het hof concludeert dat de door de gemeente aangevoerde gronden niet opwegen tegen de bezwaren van Hart van Friesland en dat het verzoek om tussentijds cassatieberoep dient te worden afgewezen. De beslissing van het hof is dat het verzoek van de gemeente Wymbritseradiel wordt afgewezen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 19 september 2007
Rekestnummer: 07/00603
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking van de vierde kamer voor burgerlijke zaken
de gemeente Wymbritseradiel,
zetelende te IJlst,
verzoekster,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: de gemeente,
vertegenwoordigd door mr. B. van der Wiel, advocaat te Den Haag,
tegen
Watersportvereniging Hart van Friesland B.V.,
gevestigd te Uitwellingerga,
verweerster,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Hart van Friesland,
vertegenwoordigd door mr. J.B. Dijkema, advocaat te Leeuwarden.
Ingekomen stukken:
Mr. Van der Wiel voornoemd heeft zich bij faxbrief d.d. 17 juli 2007, op gelijke datum ingekomen ter griffie van het hof, gewend tot de vierde kamer voor burgerlijke zaken met een namens de gemeente Wymbritseradiel ingediend verzoek als hieronder nader te omschrijven.
Bij brief van 24 augustus 2007, ter griffie ingekomen op 27 augustus j.l., heeft mr. Dijkema voornoemd een door mr. A. Groenewoud, advocaat te Den Bosch en optredende als raadsman van Hart van Friesland BV, opgestelde antwoordbrief d.d. 22 augustus 2007 aan het hof overgelegd.
Rechtsoverwegingen
1. Onder rolnummer 0500055 heeft het hof op 18 april 2007, op het – door de rechtbank tussentijds toegestane – hoger beroep van de gemeente Wymbritseradiel van een tussenvonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 17 november 2004, bij arrest beslist en de zaak teruggewezen naar deze rechtbank ter verdere afdoening, in het bijzonder de vaststelling van de aan Hart van Friesland toekomende schadevergoeding. In de procedure tussen Hart van Friesland BV en de gemeente Wymbritseradiel dient genoemd arrest te worden aangemerkt als een tussenarrest, waarvan – behoudens een anders luidende rechterlijke beslissing – krachtens art. 401a Rv geen tussentijds cassatieberoep is toegelaten.
2. Bij de bovengenoemde faxbrief d.d. 17 juli 2007 heeft de gemeente Wymbritseradiel – zich daarbij kennelijk baserende op de arresten HR 23-1-2004, NJ 2005, 510 en HR 17-12-2004, NJ 2005, 511 – zich tot het hof gewend met het verzoek haar het tussentijds instellen van cassatieberoep toe te staan.
3. Hart van Friesland heeft zich in bovenvermelde namens haar aan het hof gerichte brief verzet tegen inwilliging van het verzoek.
4. In art. 355 Rv heeft de wetgever bepaald – verkort weergegeven – dat bij bekrachtiging van een tussenvonnis in hoger beroep, zoals in casu, als regel terugwijzing naar de rechtbank dient te volgen. Het hof neemt met betrekking tot de vraag of (niettemin) tussentijds beroep in cassatie kan worden toegestaan, tot uitgangspunt dat het tussentijds instellen van rechtsmiddelen tegen een tussenvonnis of –arrest leidt tot een doorbreking van het processueel debat, zodat voor het toelaten van een dergelijke doorbreking valide redenen dienen te bestaan, zulks gelet op de aan doorbreking inherente nadelen.
5. Zodanige (valide) redenen heeft het hof niet aangetroffen in de faxbrief van de gemeente Wymbritseradiel. De facto beperkt de gemeente Wymbritseradiel zich tot het uiten van haar wens om (tussentijds) cassatieberoep te kunnen instellen en om zodoende de door het hof aanwezig geachte aansprakelijkheid door de Hoge Raad te
doen toetsen, waartoe zij proceseconomische gronden aanwezig acht. Bedoelde
gronden stoelen, naar het hof begrijpt, op de verwachting of de hoop dat het arrest van het hof in cassatie geen stand zal kunnen houden.
6. Uit het bezwaar van Hart van Friesland komt naar voren dat zij thans, na een procedure van ruim vier jaar, daadwerkelijk de vaststelling en vergoeding van de haar toekomende schade verlangt, en dat verdere (vermijdbare) vertraging voor haar (financiële) nadelen oplevert.
7. Ofschoon in meergenoemde jurisprudentie van de Hoge Raad ligt besloten dat het hof op een verzoek als het onderhavige kan beslissen zonder (verdere) motivering, acht het hof het wenselijk de gronden voor zijn beslissing nader te expliciteren. In dat verband merkt het hof op dat partijen niet (eenparig) het hof hebben verzocht om de zaak bij wege van evocatie aan zich te houden, ofschoon zulks op grond van art. 355 Rv wel mogelijk zou zijn geweest, hetgeen tot gevolg heeft dat - bij inwilliging van het verzoek - het door het tussentijds appel reeds vertraagde debat dat in prima nog dient plaats te vinden, nóg verdere vertraging zal ondervinden. In dat verband is het hof van oordeel dat de door de gemeente Wymbritseradiel voor inwilliging van het verzoek naar voren gebrachte gronden, niet opwegen tegen het hierboven in r.o. 4 neergelegde uitgangspunt en de door Hart van Friesland geuite bezwaren als boven omschreven.
8. Het bovenoverwogene brengt met zich dat het verzoek zal worden afgewezen.
De beslissing
Het gerechtshof:
Beschikt afwijzend op het verzoek van de gemeente Wymbritseradiel d.d. 17 juli 2007.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Janse en Onnes-Wind, raden, en uitgesproken door mr. Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 19 september 2007.