ECLI:NL:GHLEE:2007:BB6211

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-00593
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Melssen
  • Z. Zwerwer
  • B. Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek en onbevoegdheid van het gerechtshof Leeuwarden

In deze zaak, die betrekking heeft op een wrakingsverzoek, heeft het gerechtshof Leeuwarden op 22 oktober 2007 uitspraak gedaan. Het wrakingsverzoek was ingediend door de raadsman van de appellant, mr. G.P. Hamer, tegen een lid van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof. De zaak was eerder behandeld op 24 augustus 2007, waarbij de voorzitter de behandeling ter zitting had geschorst. Na de schorsing werd medegedeeld dat de betrokken raadsheer niet berustte in de wraking. De stukken werden vervolgens overgedragen aan de wrakingskamer van het hof.

De raadsman stelde dat het gerechtshof Leeuwarden, als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam, niet bevoegd was om het wrakingsverzoek te behandelen. Hij voerde aan dat het wrakingsprotocol van het gerechtshof Amsterdam van toepassing was en dat de leden van het gerechtshof Leeuwarden zich dienden te verschonen. Het hof erkende dat de aanwijzing van het gerechtshof Leeuwarden als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam per 1 oktober 2007 was komen te vervallen, zonder dat er een overgangsregeling was getroffen.

Gelet op de gewijzigde wetgeving en de onbevoegdheid van het gerechtshof Leeuwarden om het verzoek te behandelen, besloot het hof zich onbevoegd te verklaren en de zaak door te verwijzen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. De beslissing werd genomen in het bijzijn van de griffier en is gepubliceerd op 22 oktober 2007.

Uitspraak

Beschikking d.d. 22 oktober 2007
Rekestnummer 07-00593
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak onder parketnummer 24-000761-05
van
het Openbaar Ministerie te Amsterdam
tegen
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
raadsman mr. G.P. Hamer, advocaat te Amsterdam,
op het verzoek tot wraking van mr. [raadsheer], lid van de meervoudige strafkamer van dit hof.
Het procesverloop
In de zaak met parketnummer 24-000761-05 heeft de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Leeuwarden, zitting gehouden op 24 augustus 2007.
Ter zitting van 24 augustus 2007 is door de raadsman van [appellant] een wrakingsverzoek ten aanzien van mr. [raadsheer], lid van de meervoudige strafkamer, ingediend.
De voorzitter heeft daarop de behandeling ter zitting geschorst. Het hof heeft, na de schorsing, bij monde van de voorzitter, medegedeeld dat mr. [raadsheer ] niet berust in de wraking.
De stukken zijn vervolgens in handen gesteld van de wrakingskamer van het hof.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de brief van mr. Hamer van 6 september 2007, welke brief is aangevuld bij brief van mr. Hamer van 7 september 2007, met bijlage.
Van mr. [raadsheer] is op 1 oktober 2007 schriftelijk bericht ingekomen dat hij van de gelegenheid om op het wrakingsverzoek te worden gehoord geen gebruik zal maken.
Ter zitting van 8 oktober 2007 is de zaak behandeld.
Verschenen is uitsluitend mr. Hamer, de raadsman van [appellant].
Mr. Hamer heeft ter zitting twee akten overgelegd.
Het hof heeft zich kort beraden en vervolgens, bij monde van de voorzitter, aan mr. Hamer medegedeeld dat het hof het wrakingsverzoek niet inhoudelijk zal behandelen, maar zich eerst bij beschikking zal uitlaten over het ter zitting voorgedragen beroep op de onbevoegdheid van (de leden van) het hof.
De beoordeling
1. Kort weergegeven luiden de stellingen van mr. Hamer:
(a) het gerechtshof Leeuwarden, als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam, is niet bevoegd om dit wrakingsverzoek te behandeling,
(b) op het onderhavige verzoek dient het wrakingsprotocol van het gerechtshof Amsterdam te worden toegepast, en
(c) de leden van het gerechtshof Leeuwarden dienen zich te verschonen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
2. Bij besluit van 13 september 2004 (gepubliceerd in de Staatscourant van
17 september 2004 (nr. 179), is het gerechtshof Leeuwarden aangewezen als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam. Deze aanwijzing is geschied voor de duur van drie jaar, te rekenen vanaf 1 oktober 2004, te weten de datum van de inwerkingtreding van het besluit.
3. Op grond van het "Besluit verlenging aanwijzing strafzaken gerechtshof Amsterdam" van 12 september 2007, gepubliceerd in de Staatscourant van
20 september 2007 (nr. 182), kan het hof als juist erkennen de stelling van mr. Hamer dat de aanwijzing van het gerechtshof Leeuwarden als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam met ingang van 1 oktober 2007 is komen te vervallen. Een overgangsregeling is daarbij niet getroffen.
4. Mr. Hamer stelt, op grond van het vorenstaande, dat het gerechtshof Amsterdam thans bevoegd is met betrekking tot de behandeling van het wrakingsverzoek en dat het verzoek derhalve dient te worden behandeld op de locatie te Amsterdam, met de rechterlijke ambtenaren en gerechtsambtenaren die werkzaam zijn bij het gerechtshof te Amsterdam.
5. Bij verandering van wetgeving op processueel terrein dient de rechter, bij gebreke aan een andersluidende regeling van overgangsrecht, in het algemeen de wettelijke regeling toe te passen zoals die geldt ten tijde van zijn handelen. Nu het hof thans niet meer kan handelen in de hoedanigheid van het gerechtshof Amsterdam, en het gerechtshof Amsterdam het enige forum is dat bevoegd is om het onderhavige verzoek te behandelen en daarop te beslissen, dient het hof zich onbevoegd te verklaren om van de zaak (verder) kennis te nemen en zal het de zaak ter verdere behandeling verwijzen naar het gerechtshof Amsterdam.
6. Gelet op het vorenstaande kan bespreking van de stellingen zoals verwoord in rechtsoverweging 1 onder (b) en (c) achterwege blijven.
Slotsom
7. Het hof zal, gelet op het bovenstaande, beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart zich onbevoegd om het verzoek te behandelen en daarop te beslissen;
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar het gerechtshof te Amsterdam.
Aldus gegeven door mrs. Melssen, voorzitter, Zwerwer en Bosch, raden, en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 22 oktober 2007 door de voorzitter in het bijzijn van de griffier.