ECLI:NL:GHLEE:2007:BB9867

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
700524
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • A. Knijp
  • J. Zandbergen
  • M. Overtoom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhouding tussen handelsnamen en verwarringsgevaar in het economisch verkeer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 5 december 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding dat eerder door de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen was behandeld. De zaak betreft een geschil tussen [appellant] en ABC Uitgevers C.V. over het gebruik van de handelsnaam 'AtotZBedrijvenregister'. ABC, die de naam 'ABC Bedrijvengids' gebruikt, vorderde dat [appellant] zich zou onthouden van het gebruik van zijn handelsnaam, omdat dit verwarring bij het publiek zou kunnen veroorzaken. Het hof oordeelde dat de naam 'AtotZBedrijvenregister' in wezen verschilt van de handelsnaam van ABC, waardoor er geen verwarring te duchten valt, mits [appellant] deze naam niet in combinatie met de aanduidingen 'ABC' of 'de Gids' gebruikt. Het hof benadrukte dat het woord 'bedrijvenregister' beschrijvend is en dat ABC geen exclusief recht op dit woord kan claimen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis voor zover het betrekking had op het gebruik van de naam 'AtotZBedrijvenregister', maar bevestigde de overige beslissingen van de voorzieningenrechter. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Arrest d.d. 5 december 2007
Rolnummer 0700524
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr. P.R. van den Elst,
voor wie gepleit heeft W.A. Velema, advocaat te Assen,
tegen
ABC Uitgevers C.V.,
gevestigd te Haarlem,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: ABC,
procureur: mr. P. van der Sluis,
voor wie gepleit heeft mr. H.J. Visser, advocaat te Haarlem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 6 juli 2007 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 6 augustus 2007, gerectificeerd bij exploot van 14 augustus 2007 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van ABC tegen de zitting van 22 augustus 2007.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"te vernietigen het vonnis door de Voorzieningenrechter te Groningen d.d. 6 juli 2007, tussen partijen onder kortgeding-nummer 93225 / KG ZA 07-112 gewezen, en opnieuw recht doende alsnog moge behagen bij arrest, voor zoveel mogelijk wettelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. ABC Uitgevers zijn vordering te ontzeggen voorzover het ziet op gebruik van de handelsnaam `AtotZ bedrijvenregister`;
II. ABC Uitgevers zijn vordering te ontzeggen dat [appellant] in een viertal landelijke dagbladen een advertentie dient te plaatsen;
III. Te bepalen dat ABC Uitgevers als de in het ongelijk gestelde partij, moet worden veroordeeld in de proceskosten van zowel deze instantie als ook de vorige instantie."
Bij memorie van antwoord is door ABC verweer gevoerd met als conclusie:
"ABC, geïntimeerde, meent dat de Voorzieningenrechter haar vorderingen in de procedure in eerste instantie met recht bij vonnis d.d. 6 juli 2007 heeft toegewezen en heeft kunnen toewijzen. De grieven treffen geen doel en de vordering in appel dient te worden afgewezen, met veroordeling van appellant in de kosten van het geding in hoger beroep."
Vervolgens heeft elk van partijen zijn zaak doen bepleiten door zijn advocaat onder overlegging van een pleitnota.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft tegen het vonnis, waarvan beroep, vijf grieven voorgedragen.
De beoordeling
1. Nu, voorzover het de in dit geding aan de orde zijnde verhouding tussen ABC en [appellant] betreft, tegen de weergave van de vaststaande feiten in r.o. 2 van het beroepen vonnis geen grieven zijn aangevoerd noch daartegen anderszins bezwaar is gemaakt, zal ook in hoger beroep van deze feiten worden uitgegaan.
2. Daaraan kan worden toegevoegd dat tussen partijen, zoals uit de stukken voortvloeit en bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep aan de orde is geweest en niet is bestreden, niet in geschil is dat ABC de naam "ABC Bedrijvengids" in het maatschappelijk en economisch verkeer (mede) gebruikt als naam waaronder haar onderneming wordt gedreven, zodat ook van dit feit als tussen partijen vaststaand dient te worden uitgegaan. Daarnaast is ten pleidooie naar voren gekomen dat de door ABC in het verkeer gebrachte bedrijvengids mede wordt geduid kortweg als "de Gids" of "de oranje Gids".
Voorts is op grond van onbestreden uitlatingen van de zijde van ABC, bij gelegenheid van het pleidooi in appel komen vast te staan dat de websites van de ondernemingen van ABC en [appellant] (ABC-direct respectievelijk AtotZBedrijvenregister) niet op elkaar gelijken.
3. De voorzieningenrechter heeft, wederom voorzover het de verhouding tussen ABC en [appellant] betreft, het handelen van [appellant] beoordeeld als strijdig met de Handelsnaamwet en als onrechtmatig jegens ABC, en [appellant] bij vonnis bevolen - in essentie weergegeven - zich op straffe van dwangsommen te onthouden van het gebruik van de handelsnamen "ABC-Bedrijvenregister" en/of "ABC Bedrijvengids" alsmede van handelsnamen die identiek zijn aan of slechts in geringe mate afwijken van de handelsnaam ABC Bedrijvengids, onder welke laatstbedoelde categorie moet worden begrepen de naam "AtotZBedrijvenregister".
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter enkele nevenvorderingen aan ABC toegewezen, eveneens onder dwangsom.
4. Door [appellant] is niet gemotiveerd betwist dat de handelsnamen ABC-Bedrijvenregister en ABC Bedrijvengids een zodanige gelijkenis vertonen, dat daardoor bij het publiek verwarringsgevaar is te duchten. Nu [appellant] als blijkend uit de stukken en bij gelegenheid van het pleidooi uitdrukkelijk heeft aangegeven te willen afzien van verder gebruik van de handelsnaam ABC-Bedrijvenregister, terwijl hij geen grieven heeft gericht tegen het bevel zich te onthouden van het gebruik van de handelsnaam ABC Bedrijvengids, leidt dit ertoe dat het vonnis in prima - voor zover betrekking hebbend op de thans genoemde namen - dient te worden bekrachtigd. Het voorgaande heeft tot gevolg dat [appellant] - wederom in overeenstemming met hetgeen hij ten pleidooie heeft doen aanvoeren en in aansluiting op de inhoud van grief 3 - thans met name de vraag aan het hof ter toetsing voorlegt of het gebruik door [appellant] van de naam "AtotZBedrijvenregister" bij het publiek kan leiden tot het gevaar van verwarring tussen de onderneming van [appellant] en die van ABC.
5. Omtrent de laatstbedoelde vraag is het hof voorshands van oordeel dat - uitgaande van het enkele gebruik van de naam AtotZBedrijvenregister, en derhalve zonder enige toevoeging van de woorden "ABC" en/of "de Gids" - deze door [appellant] ten behoeve van zijn website en in de uitoefening van zijn bedrijfsactiviteiten gebruikte naam in zodanige mate verschilt van de handelsnaam van ABC, dat daarvan geen verwarring bij het publiek is te duchten nu beide namen op enkele essentiële onderdelen van elkaar verschillen. Daarbij heeft het hof met name het oog op de verschillen tussen de aanduidingen ABC tegenover AtotZ en Gids tegenover Register. Voorts levert het verschil tussen ABC en AtotZ op dat ook de combinatie van de aanduiding AtotZ met het woord bedrijvenregister naar het voorlopig oordeel van het hof niet kan leiden tot verwarring bij het publiek. Ook wordt in de overwegingen betrokken dat het woord "bedrijvenregister" zodanig beschrijvend is dat zulks in de weg staat aan het alleengebruik van dat woord door ABC, welk laatste overigens door ABC in de memorie van antwoord (punt 25) wordt erkend. De omstandigheid dat beide ondernemingen zich met een in zekere mate op elkaar gelijkend product richten tot eenzelfde doelgroep, en in zoverre elkaars concurrenten zijn, kan er niet toe leiden dat [appellant] door het enkele gebruik van de naam AtotZBedrijvenregister reeds in strijd met de Handelsnaamwet of anderszins onrechtmatig ten opzichte van ABC handelt.
6. Het voorgaande is slechts anders indien [appellant] op enigerlei wijze - electronisch, schriftelijk, telefonisch, mondeling of anderszins - het gebruik van de naam AtotZBedrijvenregister in het economisch verkeer gepaard laat gaan met de aanduidingen "ABC" en/of "de Gids" dan wel "oranje Gids", ongeacht of deze laatstbedoelde aanduidingen van meet af aan of eerst naderhand in het contact met derden aan de orde komen, in welk geval naar het voorlopig oordeel van het hof wél verwarringsgevaar bij het publiek is te duchten alsmede sprake is van onrechtmatig profiteren van het bedrijfsdebiet van ABC. Overigens kan deze constatering geen gevolgen hebben voor enig onderdeel van het bestreden dictum.
7. Een en ander leidt tot de volgende conclusie. Voorzover in onderdeel 6.12 van het beroepen vonnis en de daaraan ten grondslag gelegde motivering ligt besloten dat het enkele gebruik (in bovengenoemde zin) van de naam AtotZBedrijvenregister valt onder het bevel tot onthouding door [appellant] van het gebruik van namen die gelijk zijn aan of slechts in geringe mate afwijken van de handelsnaam van ABC, kan dat vonnis geen stand houden en zal het worden vernietigd. In zoverre treft grief 3 doel. Voor al het overige dient hetgeen de voorzieningenrechter heeft bepaald onder punt 6.12 van het beroepen vonnis in stand te blijven.
8. Grief 4 strekt primair ten betoge - zakelijk weergegeven - dat [appellant] op grond van het beroepen vonnis ten onrechte advertentiekosten heeft moeten maken tot het bedrag van € 4.816,-- exclusief BTW, terzake waarvan hij aanvoert dat hij daarvoor "schadeloos" dient te worden gesteld, naar het hof begrijpt door ABC.
9. Daargelaten dat [appellant] heeft nagelaten een daarmee overeenstemmende vordering in te stellen, kan [appellant] niet worden gevolgd in zijn primaire betoog nu immers onbetwist is dat (ook) [appellant] bij zijn handelsactiviteiten daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van een naam die zodanige gelijkenis vertoont met de handelsnaam van ABC dat dientengevolge bij het publiek verwarringsgevaar is te duchten, zodat een publiekelijke rectificatie op zijn plaats is.
10. Voorzover [appellant] met grief 4 subsidiair aanvoert dat hij ten onrechte is gehouden ten volle de advertentiekosten te dragen aangezien hij stelt geen voordeel te hebben gehad van de schending van de handelsnaamwet zodat de veroordeling hem op disproportionele wijze treft, gaat het hof hieraan voorbij nu er geen rechtsgrond bestaat om ABC, die op geen enkele wijze heeft bijgedragen aan de inbreuk op haar handelsnaamrecht, te veroordelen in enig deel van de kosten van redres die de inbreukmaker op grond van de uitspraak van de voorzieningenrechter heeft te dragen.
11. Voorzover in de stellingen van [appellant] besloten zou liggen dat hij in zijn verhouding tot [mede-gedaagde in prima] (handelende onder de naam Trade Publicity Holland, hierna: TPH) als zijn mede-gedaagde in prima aanspraak zou kunnen maken op enig regres wegens verschillen in de omvang waarin ieder van hen heeft bijgedragen aan de schending van de Handelsnaamwet ten nadele van ABC, kan zulks geen onderwerp uitmaken van de onderhavige (appel)procedure tussen [appellant] en ABC.
12. Grief 4 mist in al haar onderdelen doel.
13. In het licht van het voorgaande kan worden voorbijgegaan aan grief 1 waarin [appellant] bestrijdt - kortweg - dat er een gelijkenis bestaat tussen zijn handelen en dat van TPH, alsmede aanvoert dat hij eerst in 2003 is gestart met de internet-dientstverlening en in 2007 met de telefonische verkoop van electronische plaatsing van bedrijfsgegevens, nu zulks niet kan leiden tot een andere uitkomst van de procedure.
14. Insgelijks heeft dit te gelden met betrekking tot de in grief 2 aan de orde gestelde vraag of [appellant] al dan niet onderdeel uitmaakt van een netwerk waartoe (ook) TPH behoort.
15. Grief 5 (abusievelijk in de memorie van grieven aangeduid als grief 4) betreft de kostenveroordeling in prima en heeft verder geen zelfstandige inhoud.
16. De slotsom. Grief 3 treft doel, voorzover betrekking hebbend op het bevel zich te onthouden van het gebruik van de naam "AtotZBedrijvenregister", en enkel in zoverre dient het beroepen vonnis te worden vernietigd. Voor het overige zijn de grieven vergeefs voorgedragen en zal het beroepen vonnis in zoverre in al zijn onderdelen worden bekrachtigd, met inbegrip van de kostenveroordeling. In het hoger beroep, waar grief 3 ten dele doel treft en de grieven voor het overige dienen te worden verworpen, acht het hof termen aanwezig om de proceskosten aldus te compenseren dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
17. Voorzover partijen in de stukken alsmede bij gelegenheid van het pleidooi de vraag hebben opgeworpen of, en zo ja, in welke mate [appellant] (en/of TPH) gevolg hebben gegeven aan de veroordelingen die zijn neergelegd in het beroepen vonnis, overweegt het hof dat deze vraag ziet op de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter en geen onderdeel uitmaakt van de rechtsstrijd in het onderhavige appel.
18. Hetgeen partijen verder nog te berde hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds vervat dan wel als niet terzake dienende, buiten bespreking blijven.
De beslissing
Het gerechtshof:
Vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 6 juli 2007, gewezen tussen ABC en [appellant] onder rolnummer KGZA 07/112, doch uitsluitend voorzover daarin in punt 6.12 is vervat dat het enkele gebruik - zoals nader omschreven in de rechtsoverwegingen 5 t/m 7 - van de handelsnaam AtotZBedrijvenregister valt onder het tot [appellant] gerichte bevel zich te onthouden van het gebruik van aan ABC toekomende of daarvan in geringe mate afwijkende handelsnamen;
En in zoverre opnieuw rechtdoende:
Wijst op dit punt de gevorderde voorlopige voorziening af;
Bekrachtigt voor het overige al hetgeen is neergelegd in het dictum van het beroepen vonnis;
Compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Zandbergen en Overtoom, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 5 december 2007 in bijzijn van de griffier.