ECLI:NL:GHLEE:2008:BC2678

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
38-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling van terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 23 januari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling van een terbeschikkinggestelde. De verzoeker, geboren in 1961 en verblijvende in de TBS-Kliniek Oostvaarderskliniek te Amsterdam, stelde dat zijn vrijheidsbeneming onrechtmatig was op basis van een eerdere beslissing tot terbeschikkingstelling die op 18 april 2006 onherroepelijk was geworden. Het verzoek was gebaseerd op artikel 5, vierde lid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat recht geeft op een daadwerkelijk rechtsmiddel.

Het hof overwoog dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid voor een terbeschikkinggestelde om buiten de procedure van verlenging van de terbeschikkingstelling om een verzoek tot beëindiging ervan in te dienen. Desondanks oordeelde het hof dat, gezien de strekking van het verzoek en de omstandigheden van de zaak, het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel niet genegeerd kon worden. Het hof concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat de wet geen hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank toestond.

De uitspraak benadrukt de beperkingen van de rechtsmiddelen voor terbeschikkinggestelden en de noodzaak voor een adequate rechtsgang, zelfs wanneer de wet geen expliciete voorziening biedt voor het indienen van een verzoek tot beëindiging van de terbeschikkingstelling. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd en de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

Uitspraak

Raadkamernummer: 38-08
Parketnummer eerste aanleg: rekestnummer 07/348
23 januari 2008
GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Voorlopige hechtenis
Blijkens de akte van de griffier van de rechtbank Leeuwarden van 16 oktober 2007 is namens:
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
zonder vaste woonplaats hier te lande,
thans verblijvende in de TBS-Kliniek Oostvaarderskliniek te Amsterdam,
hoger beroep ingesteld van de beschikking van voormelde rechtbank d.d. 2 oktober 2007, waarbij de verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek tot onmiddellijke invrijheidsstelling.
Het hof heeft gezien de beschikking, waarvan beroep.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal, de verzoeker en zijn raadsman mr. T.J. Stapel, advocaat te Amsterdam.
Overwegingen
Het inleidende verzoekschrift is gebaseerd op het bepaalde in artikel 5, vierde lid van het EVRM en strekt tot onmiddellijke invrijheidstelling op de grond, dat de vrijheidsbeneming op grond van de op 18 april 2006 onherroepelijk geworden beslissing tot terbeschikkingstelling van verzoeker onrechtmatig zou zijn. Aan het verzoek wordt het volgende ten grondslag gelegd. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Groningen heeft geoordeeld dat het rapport van de psycholoog, dat aan de beslissing tot oplegging van de terbeschikkingstelling ten grondslag lag, op vele punten niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Verzoeker is van mening dat hetzelfde geldt voor het door de psychiater opgelegde rapport. Daarmee is de maatregel op volstrekt onvoldoende gronden opgelegd.
Nu de rechtbank Leeuwarden zich als het meest aangewezen gerecht heeft beschouwd om het verzoekschrift te behandelen, acht het hof Leeuwarden zich bevoegd kennis te nemen van het hoger beroep dat is ingesteld tegen de beschikking van deze rechtbank.
Ingevolge artikel 445 Wetboek van Strafvordering staat tegen beschikkingen slechts hoger beroep of beroep in cassatie open en is een bezwaarschrift niet toegelaten dan in de gevallen bij dit wetboek bepaald. Nu de mogelijkheid hoger beroep in te stellen tegen de bestreden beschikking van de meervoudige raadkamer van de rechtbank evenmin elders in de wet is gegeven, dient verzoeker in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten overvloede overweegt het hof dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid voor een terbeschikkinggestelde om buiten de procedure van verlenging van de terbeschikkingstelling om een verzoek te doen tot beëindiging ervan. Gelet echter op het bepaalde in het vierde lid van artikel 5 EVRM, de strekking van het verzoek en de omstandigheid dat artikel 13 van het Verdrag een ieder een recht toekent op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie is het hof van oordeel dat in een geval als het onderhavige, waarin de strafwetgeving geen voorziening biedt, de voorzieningenrechter het bevoegde gerecht vormt.
Beslissing
Het gerechtshof,
beschikkende in hoger beroep:
verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Aldus gewezen op 23 januari 2008 door mr. A. Dijkstra als voorzitter, mrs. H.M. Poelman en T. Knoop, in tegenwoordigheid van mr. G.H. van der Heide als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
Leeuwarden,
de advocaat-generaal,