ECLI:NL:GHLEE:2008:BC3204

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
700399
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Melssen
  • A. Bosch
  • M. Duursma-Olthuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van persoonsgegevens van een minderjarige door een school aan een niet-gezagsouder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 30 januari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verstrekking van persoonsgegevens van een minderjarige, [belanghebbende 1], door de school aan zijn vader, die niet met het gezag belast is. De vader had in eerste aanleg bij de rechtbank Assen verzocht om informatie over [belanghebbende 1], maar dit verzoek werd afgewezen. In hoger beroep verzocht de vader om vernietiging van deze beschikking en toewijzing van zijn verzoek.

Het hof oordeelde dat de moeder het eenhoofdig gezag over [belanghebbende 1] heeft en dat de vader, die [belanghebbende 1] heeft erkend, geen recht heeft op de gevraagde informatie zonder de ondubbelzinnige toestemming van de minderjarige. De vader stelde dat de leeftijd van [belanghebbende 1] geen rol zou moeten spelen bij de verstrekking van de informatie, maar het hof volgde deze redenering niet. Het hof verwees naar de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en concludeerde dat voor de verstrekking van persoonsgegevens van een minderjarige van zestien jaar of ouder, de toestemming van de minderjarige vereist is.

Het hof stelde vast dat [belanghebbende 1] ten tijde van het verzoek minderjarig was, maar al de leeftijd van 16 jaar had bereikt, en dat zijn toestemming ontbrak. Bovendien oordeelde het hof dat de vader niet had aangetoond dat de verstrekking van de gegevens noodzakelijk was voor de verzorging of opvoeding van [belanghebbende 1]. Daarom verklaarde het hof de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek en veroordeelde hem in de proceskosten van beide instanties. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de bescherming van persoonsgegevens van minderjarigen en de noodzaak van toestemming voor de verstrekking daarvan.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 januari 2008
Rekestnummer 0700399
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. S.A. Roodhof,
advocaat mr. J.M. Wigman,
tegen
Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Drenthe,
gevestigd te Emmen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de school,
procureur mr. J.V. van Ophem,
advocaat mr. H.J. de Ruijter.
Belanghebbenden:
1. [belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats belanghebbende 1],
hierna te noemen: [belanghebbende 1],
2. [belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats belanghebbende 2],
hierna te noemen: de moeder.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 28 maart 2007 heeft de rechtbank Assen het verzoek van de vader tot verstrekking door de school aan hem, van informatie over [belanghebbende 1] (hierna: [belanghebbende 1]), geboren [in] 1989, afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 22 juni 2007, heeft de vader verzocht de beschikking te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat zijn verzoek in eerste aanleg wordt toegewezen.
Bij verweerschrift, binnengekomen ter griffie op 29 augustus 2007, heeft de school het verzoek bestreden en verzocht het verzoek van de vader af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de vader tot het betalen van de proceskosten.
Ter zitting van 17 december 2007 is de zaak behandeld.
De beoordeling
1. De moeder heeft het eenhoofdig gezag over [belanghebbende 1]. De vader heeft [belanghebbende 1] erkend.
2. De vader heeft op basis van art. 1:377c BW van de school gevraagd om afschriften van alle schoolrapporten, cijferlijsten en (stage)beoordelingen van [belanghebbende 1] betreffende de periode vanaf juni 2005 - toen is [belanghebbende 1] 16 jaar geworden - tot het moment waarop [belanghebbende 1] 18 jaar is geworden. Hij heeft daarnaast gevraagd om de afschriften van de schoolkrant of ouderbulletins uit dezelfde periode. Hij wil bovendien informatie over de in diezelfde periode gemaakte schoolfoto's en de adresgegevens van de schoolfotograaf en een eenmalig gesprek met een leerkracht over de schoolontwikkelingen en resultaten. In het inleidend verzoek heeft de vader ook nog verzocht om uitnodigingen voor 10-minutengesprekken en alle schoolactiviteiten.
3. Voor de verstrekking van persoonsgegevens van een minderjarige die zestien jaar of ouder is, is ondubbelzinnige toestemming van deze minderjarig vereist. Dit volgt uit art. 5 Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) juncto art. 8 onder a Wbp.
4. De vader heeft aangevoerd dat voor de toepassing van art. 377c BW de leeftijd van de minderjarige geen verschil maakt. Volgens de vader dient de informatie onafhankelijk van de leeftijd van het kind te worden verstrekt aan de niet met het gezag belaste ouder. De vader heeft daarbij gewezen op een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 17 augustus 2005, LJN AU1068. Daarin is onder meer overwogen dat art. 1:377c BW als lex specialis prevaleert, boven de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna WBP) hetgeen tot gevolg heeft dat in het geval een ouder om informatie vraagt, de Wbp niet van toepassing is.
5. Anders dan de vader, is het hof met prof. mr. S.F.M. Wortmann (Personen- en familierecht, aantekening 4 op art. 1:377c BW) van oordeel dat de verwerking van persoonsgegevens en daarmee ook de verstrekking van persoonsgegevens in overeenstemming met de Wbp dient te geschieden. Art. 1:377c BW was al van kracht vóórdat de Wbp in werking trad. Het feit dat art. 1:377c BW verwijst naar de Wbp, noch de leeftijd van de minderjarige vermeldt, brengt niet mee dat de Wbp buiten toepassing zou blijven. Art. 2 Wbp bepaalt bovendien dat de Wbp op een aantal bijzondere wetten niet van toepassing is. Daarbij wordt art. 1:377c BW niet genoemd.
6. Genoemde artt. 5 en 8 onder a Wbp hebben tot gevolg dat voor de verstrekking aan de niet-gezagsouder van persoonsgegevens van zijn minderjarig kind, als de minderjarige zestien jaar of ouder is, de toestemming van deze minderjarige vereist is. Nu [belanghebbende 1] ten tijde van het inleidend verzoek minderjarig was en al de leeftijd van 16 jaar had bereikt, was haar toestemming vereist. De toestemming van [belanghebbende 1] ontbreekt echter.
7. Uit art. 8 onder f Wbp volgt dat een verstrekking van persoonsgegevens niettemin toelaatbaar kan worden geacht indien de verstrekking noodzakelijk is met het oog op het belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt en het belang van degene wiens gegevens worden verwerkt niet prevaleert. De school heeft bestreden dat de vader een belang heeft bij het verkrijgen van de gegevens. De vader heeft weliswaar aangevoerd dat de informatie handig kan zijn in het contact met [belanghebbende 1] en in het bijsturen van problemen door uitleg van de vader aan de school, maar de vader heeft niet gesteld dat de verstrekking van de gegevens noodzakelijk is bijvoorbeeld met het oog op de verzorging, opvoeding of de emotionele ontwikkeling van [belanghebbende 1] en bovendien is [belanghebbende 1] inmiddels meerderjarig. Daar komt nog bij dat de vader zijn verzoek om uitnodigingen voor de 10-minutengesprekken op school heeft laten varen.
8. Nu er geen grond is voor de verstrekking van de gegevens over [belanghebbende 1] door de school, kan de vader niet worden ontvangen in zijn verzoek om informatie. De toetsing van het verzoek aan het bepaalde in art. 1:377c BW behoeft dan ook geen verdere bespreking.
9. Slotsom
Gelet op het vorenoverwogene dient te worden beslist als na te melden.
10. Het hof ziet aanleiding om de vader, zoals verzocht door de school, te veroordelen in de kosten het geding in beide instanties. De vader is immers in het ongelijk gesteld. Het hof ziet aanleiding af te wijken van het uitgangspunt dat in sociale zaken geen kostenveroordeling wordt uitgesproken, omdat in die zaken - anders dan in casu - doorgaans als tegenpartij de ex-echtgenoot of -partner, familie, de raad of de stichting als bedoeld in art. 1, onder f, van de Wet op de Jeugdzorg is betrokken.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in het inleidend verzoek;
veroordeelt de vader in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van de school in eerste aanleg op nihil aan verschotten en op € 904,- aan salaris voor de procureur en in hoger beroep op € 251,- aan verschotten en op € 1.788,- aan salaris voor de procureur;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mrs. Melssen, voorzitter, Bosch en Duursma-Olthuis, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 30 januari 2008 in bijzijn van de griffier.