ECLI:NL:GHLEE:2008:BC3875

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002902-06
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • mr. Wachter
  • mr. Fransen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal van een personenauto na gebrek aan overtuigend bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 6 februari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van (gekwalificeerde) diefstal van een personenauto, merk Opel, gepleegd in de periode van 11 juni 2005 tot en met 12 juni 2005 te Drachten, en van subsidiaire tenlasteleggingen van opzet- en schuldheling. De verdachte, geboren in 1976 en thans verblijvende in PI Noord, had tijdig hoger beroep aangetekend tegen het eerdere vonnis waarin hij was veroordeeld.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 5 juni 2007 en 23 januari 2008 is het bewijs tegen de verdachte besproken. Het hof heeft vastgesteld dat er slechts één vingerafdruk van de verdachte is aangetroffen op een verwijderde kap van de stuurkolom van de gestolen Opel. Dit spoor was geïdentificeerd als afkomstig van de linkerringvinger van de verdachte. Echter, het hof was van mening dat dit bewijs onvoldoende was om de verdachte te veroordelen, vooral omdat er geen ander belastend bewijs aanwezig was en niet kon worden vastgesteld waar in de auto het verwijderde onderdeel zich bevond.

De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken voor opzetheling, maar het hof heeft besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet overtuigend kon worden gelinkt aan de diefstal en heeft hem in alle varianten van de tenlastelegging vrijgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van overtuigend bewijs in strafzaken en de noodzaak om aan de bewijsstandaard te voldoen voordat een veroordeling kan plaatsvinden.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002902-06
Parketnummer eerste aanleg: 17-850119-06
Arrest van 6 februari 2008 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 1 december 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
zonder bekende woonplaats hier te lande,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.A. de Leeuw, advocaat te Eindhoven.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep d.d. 5 juni 2007 en 23 januari 2008, alsmede op het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de subsidiair ten laste gelegde opzetheling zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen.
Vrijspraak
Aan verdachte is - voor zover hier van belang en kort gezegd - ten laste gelegd:
primair:
(gekwalificeerde) diefstal van een personenauto, merk Opel, gepleegd in de periode van 11 juni 2005 tot en met 12 juni 2005 te Drachten;
subsidiair:
opzet- dan wel schuldheling van een personenauto, merk Opel, gepleegd in de periode van 11 juni 2005 tot en met 14 juni 2005 te Drachten en/of te Groningen, in elk geval in Nederland;
meer subsidiair:
vernieling en/of beschadiging en/of onbruikbaar maken van een personenauto, merk Opel, gepleegd in de periode van 11 juni 2005 tot en met 14 juni 2005 te Drachten en/of te Groningen, in elk geval in Nederland.
Uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting is het navolgende gebleken.
De personenauto, merk Opel, type Kadett Hatchback, met het kenteken [kenteken], bedoeld in het primair, subsidiair en meer subsidiair aan verdachte ten laste gelegde, is in de periode van 11 juni 2005 tot en met 12 juni 2005 in Drachten gestolen en op 14 juni 2005 in Groningen onbeheerd aangetroffen. Door de technische recherche van de politie is een (sporen)onderzoek ingesteld. Uit dat onderzoek kwam naar voren, dat een gedeelte van de plastic kap van de stuurkolom van de auto verwijderd bleek te zijn, waardoor het voertuig met behulp van de onderliggende elektrische bedrading gestart kon worden. Dit verwijderde deel van de plastic kap van de stuurkolom werd in het voertuig gevonden en op de binnenzijde van dit deel van de kap werd één dactyloscopisch spoor aangetroffen. Uit het rapport van [deskundige], plv. Unithoofd van de Unit Dactyloscopie en Identificatie van 2 februari 2006 blijkt, dat het dactyloscopisch spoor door middel van nazoekingen is geïdentificeerd op de afdruk van de linkerringvinger voorkomend op het vingerafdrukkenblad ten name van verdachte en dat de identificatie is uitgevoerd volgens de voorgeschreven methode en vaste procedure en voldoet aan de in Nederland geldende normen en eisen. Uit het op 22 juni 2007 door de inspecteur van de regiopolitie Drenthe, [verbalisant], opgemaakte proces-verbaal, waarin hij desgevraagd aanvullende informatie verstrekt over het uitgevoerde sporenonderzoek, blijkt - voor zover van belang - dat er naast het aangetroffen dactyloscopisch spoor verder geen sporen zijn gevonden en dat niet meer kan worden vastgesteld op welke plaats het verwijderde deel van de kap van de stuurkolom zich in de auto bevond.
De advocaat-generaal heeft ter zitting van het hof d.d. 23 januari 2008 gesteld, dat het niet anders kan dan dat verdachte de persoon is geweest die het gedeelte van de plastic kap van de stuurkolom van de auto heeft verwijderd en vervolgens het voertuig met behulp van de onderliggende elektrische bedrading heeft gestart. Dit leidt er volgens de advocaat-generaal toe dat de subsidiair ten laste gelegde opzetheling bewezen dient te worden verklaard.
De verdachte heeft van meet af aan en consequent ontkend het aan hem ten laste gelegde te hebben gepleegd.
Het hof heeft door het aantreffen van één vingerafdruk op de verwijderde kap, die blijkens het uitgevoerde dactyloscopisch onderzoek is geïdentificeerd op een afdruk van de linkerringvinger van verdachte, niet de overtuiging bekomen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft gepleegd, te minder nu ander - voor verdachte belastend - bewijsmateriaal ontbreekt en niet kan worden vastgesteld op welke plaats in de gestolen auto het ontbrekende gedeelte van de kap van de stuurkolom, waarop dat spoor is gevonden, is aangetroffen. Verdachte dient dan ook van het ten laste gelegde in alle varianten te worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. Wachter en mr. Fransen, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier.