Arrest d.d. 13 februari 2008
Rolnummer 0700696
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
de besloten vennootschap Regionale Ambulance Voorziening Academisch Ziekenhuis Groningen B.V., voorheen genaamd Regionale Ambulance Voorziening Noord B.V., mede h.o.d.n. UMCG Ambulancezorg,
gevestigd te Tynaarloo,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Ambulancezorg,
procureur: mr. P.R. van den Elst,
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
procureur: mr. J.V. van Ophem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 23 augustus 2007 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Meppel (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 9 oktober 2007 is door Ambulancezorg hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerden] tegen de zitting van 31 oktober 2007.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep, mede houdende de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het vonnis op 23 augustus 2007 door de Rechtbank Assen, Sector Kanton - Locatie Meppel, onder rolnummer 199295 \ CV EXPL 07-435 tussen partijen gewezen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van appellante alsnog integraal toe te wijzen, zulks met veroordeling van gerequireerden, geïntimeerden, in de kosten van beide instanties althans en in ieder geval in die van het appèl"
Er is mondeling van eis gediend conform de hiervoor weergegeven conclusie.
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerden] verweer gevoerd met als conclusie:
"[geïntimeerden] verzoekt uw Gerechtshof dan ook bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorbaat, het vonnis van 23 augustus 2007 van de rechtbank Assen, sector Kanton, locatie Meppel, (met zaak - / rolnummer: 199295/ cv expl 07-435), te bekrachtigen, met veroordeling van appellante in de kosten van dit geding in hoger beroep."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Ambulancezorg heeft één grief opgeworpen.
1. In de memorie van antwoord hebben [geïntimeerden] de vraag opgeworpen of Ambulancezorg wel van dit vonnis in beroep kon komen, omdat zij geen partij is bij het vonnis. Daarmee hebben zij de ontvankelijkheid van Ambulancezorg in haar appel aan de orde gesteld.
2. Het hof ziet reden om de ontvankelijkheid in hoger beroep tezamen met de grief van Ambulancezorg te behandelen. Daarbij gaat het hof uit van de volgende feiten:
2.1. [geïntimeerden] zijn gedagvaard door een partij die in de inleidende dagvaarding d.d. 22 februari 2007 is aangeduid als “de besloten vennootschap Regionale Ambulancevoorziening Noord B.V".
2.2. Regionale Ambulancevoorziening Noord B.V. was, blijkens een uittreksel uit het handelsregister, van 1 januari 2002 tot 23 maart 2004 de statutaire naam en van 1 januari 2002 tot 24 februari 2004 de handelsnaam van de vennootschap die sedert 23 maart 2004 de statutaire naam "Regionale Ambulancevoorziening Academisch Ziekenhuis Groningen B.V." heeft en die door het hof als Ambulancezorg wordt aangeduid.
2.3. Nadat [geïntimeerden] in de conclusie van antwoord hadden betoogd dat niet Regionale Ambulancevoorziening Noord maar UMCG Ambulancezorg het ambulancevervoer had verzorgd en ook de facturen had verzonden, werd eiseres in de conclusie van repliek aangeduid als "de besloten vennootschap Regionale Ambulance Voorziening Academisch Ziekenhuis Groningen B.V., handelend onder de naam UMCG Ambulancezorg, voorheen handelende onder de naam Regionale Ambulancevoorziening Noord B.V.".
2.4. De kantonrechter heeft op 23 augustus 2007 een vonnis gewezen, waarbij eiseres werd aangeduid als “de besloten vennootschap Regionale Ambulance Voorziening Noord B.V.”. In het vonnis werd eiseres niet ontvankelijk verklaard omdat zij volgens de kantonrechter geen bestaande rechtspersoon was en om die reden niet als procespartij kon optreden.
2.5. Van het vonnis van de kantonrechter is Ambulancezorg in appel gekomen. In de appeldagvaarding is Ambulancezorg aangeduid als “de besloten vennootschap Regionale Ambulance Voorziening Academisch Ziekenhuis B.V., voorheen genaamd Regionale Ambulance Voorziening Noord B.V., mede h.o.d.n. UMCG Ambulancezorg”.
3. Met de door haar opgeworpen grief komt Ambulancezorg op tegen het oordeel van de kantonrechter dat eiseres in eerste aanleg - door Ambulancezorg aangeduid als “appellante”- geen bestaande rechtspersoon is en niet-ontvankelijk is in haar vordering.
4. Het hof stelt bij de bespreking van de grief en de beoordeling van de ontvankelijkheid in hoger beroep het volgende voorop. Wanneer een niet- bestaande vennootschap als eisende partij optreedt, dan leidt dat tot niet ontvankelijkverklaring (vergelijk HR 8 juni 2007, RvdW 2007, 559). Wanneer de juiste vennootschap als partij optreedt, maar haar naam in de dagvaarding foutief is weergegeven, dan kan onder omstandigheden herstel van de foutieve vermelding plaatsvinden doordat de rechter het desbetreffende gedingstuk verbeterd leest. Vereist is in dat geval dat de vergissing voor gedaagde kenbaar was, de gedaagde door de vergissing en de rectificatie daarvan niet wordt benadeeld of in zijn verdediging wordt geschaad en de rectificatie tijdig geschiedt (HR 4 december 1998, NJ 1999, 269 en HR 14 december 2007, NJ 2008, 10). Kan de vergissing niet hersteld worden, dan dient de eiser die zich van een verkeerde naam bedient, niet ontvankelijk verklaard te worden. Er kan in dat geval niet van worden uitgegaan dat de juiste partij als eiser is opgetreden. Een en ander vloeit voort uit het belang dat met de vermelding van de juiste naam van eiser is gemoeid. De gedaagde dient immers te weten tegen welke partij hij zich heeft te verweren en op welke partij hij een eventuele proceskostenveroordeling kan verhalen.
5. Uit het vonnis van de kantonrechter volgt dat de kantonrechter de in de dagvaarding vermelde naam van de eiseres niet, op de voet van de conclusie van repliek, verbeterd heeft willen lezen, maar dat hij uit is blijven gaan van de oorspronkelijk vermelde naam, Regionale Ambulance Voorziening Noord B.V.
6. Ambulancezorg stelt dat de procedure in eerste aanleg niet aanhangig is gemaakt door een niet-bestaande rechtspersoon, maar door een bestaande rechtspersoon. Beantwoording van de vraag wie als eisende partij optreedt, vergt uitleg van het exploot waarmee de desbetreffende instantie is ingeleid. Ingevolge artikel 3:59 BW zijn de artikelen 3:33 en 3:35 BW op deze uitleg overeenkomstig van toepassing (HR 22 oktober 2004, NJ 2006, 202 en HR 14 december 2007, NJ 2008, 10).
7. Het hof stelt vast dat in de inleidende dagvaarding alleen de naam "Regionale Ambulance Voorziening Noord B.V." vermeld wordt. Een verwijzing naar de huidige statutaire naam van Ambulancezorg ontbreekt in het lichaam van de dagvaarding. De in het geding gebrachte facturen en aanmaningen betreffende het ambulancevervoer van [geïntimeerden] bieden geen aanknopingspunt voor de stelling dat het vervoer verzorgd is door Ambulancezorg. De facturen staan op naam van "UMCG Ambulancezorg Drenthe". De aanmaningen zijn verstuurd door UMCG Ambulancezorg en door een incassobureau ten behoeve van "Regionale Ambulancevoorz. (Noord B.V.)" De juiste statutaire naam van Ambulancezorg wordt noch in de facturen, noch in de aanmaningen vermeld. Onder die omstandigheden brengt een uitleg van de inleidende dagvaarding niet met zich dat daaruit volgt dat Ambulancezorg als eisende partij is opgetreden.
8. Voor zover Ambulancezorg ook heeft willen stellen dat zij de aanvankelijk onjuiste partij-aanduiding heeft willen rectificeren - helemaal duidelijk is dat
niet - geldt het volgende. Ambulancezorg heeft niet gesteld dat voor [geïntimeerden] kenbaar was dat bij vergissing in de inleidende dagvaarding een onjuiste naam was gebruikt. Dat volgt naar het oordeel van het hof ook niet uit de inleidende dagvaarding zelf. Onder die omstandigheden kan er niet - en zeker niet zonder nadere toelichting, die echter ontbreekt - van worden uitgegaan dat voor [geïntimeerden] toen zij de dagvaarding ontvingen kenbaar was dat in de dagvaarding bij vergissing een verkeerde naam was gebruikt en dat Regionale Ambulancevoorziening Noord B.V. niet hun processuele wederpartij was. In dit kader verwijst het hof naar de door haar in rechtsoverweging 7 vermelde omstandigheden.
9. Nu aan de eerste voorwaarde voor herstel van een vergissing niet is voldaan, te weten dat de vergissing voor de andere partij kenbaar is, diende de rectificatie buiten beschouwing te worden gelaten, zodat uitgegaan moest worden van de in de inleidende dagvaarding vermelde naam, Regionale Ambulance Voorziening Noord B.V. Omdat die naam verwijst naar een niet (meer) bestaande rechtspersoon, Regionale Ambulance Voorziening Noord B.V., en een niet bestaande vennootschap niet in rechte kan optreden, is Regionale Ambulance Voorziening Noord B.V. terecht niet-ontvankelijk verklaard.
10. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat Regionale Ambulance Voorziening Noord B.V., de procespartij in eerste aanleg, niet dezelfde is als de rechtspersoon Regionale Ambulance Voorziening Academisch Ziekenhuis B.V. Laatstgenoemde rechtspersoon is echter tegen het vonnis van de kantonrechter in beroep gekomen, zodat de - ook door [geïntimeerden] opgeworpen - vraag rijst of Ambulancezorg wel ontvankelijk is in haar appel.
11. Bij het antwoord op die vraag stelt het hof het volgende voorop. Allereerst volgt uit artikel 332 Rv dat in beginsel slechts partijen bij de procedure in eerste aanleg appel kunnen instellen (vergelijk HR 8 februari 1980, NJ 1980, 316). Dat is ook het geval indien de rechter in eerste aanleg de eisende partij als niet bestaande partij niet-ontvankelijk heeft verklaard. De niet-ontvankelijk verklaarde partij is in dat geval in appel ontvankelijk, om de appelrechter de gelegenheid te bieden de procesbevoegdheid in eerste aanleg te onderzoeken (HR 17 juni 1966, NJ 1966, 374). De regel van artikel 332 Rv lijdt uitzondering wanneer gedurende de procedure sprake is van een staatwijziging of rechtsopvolging. In dat geval kan de procedure in appel gevoerd worden door een andere (rechts)persoon dan in eerste aanleg.
12. Voorts is van belang dat indien in een appel- of cassatiedagvaarding als gevolg van een vergissing, bijvoorbeeld vanwege een staatwijziging, of verschrijving een onjuiste partijaanduiding is gebruikt, dit nog niet betekent dat appellant niet-ontvankelijk is in zijn appel. Uit recente rechtspraak van de Hoge Raad over onjuiste partijaanduidingen in een appel- of cassatiedagvaarding als gevolg van een vergissing of verschrijving (vergelijk HR 23 december 2005, JBPr 2006, 6, HR 4 mei 2007, JBPr 2007, 62, HR 22 juni 2007, JBPr 2007, 64 en HR 14 december 2007, NJ 2008, 10)) volgt dat voor het antwoord op de vraag of appellant ontvankelijk is in zijn appel beslissend is wat de wederpartij redelijkerwijs uit de dagvaarding, in samenhang met de overige processtukken, heeft kunnen en moeten begrijpen. Indien duidelijk moet zijn welke partij ondanks de onjuiste aanduiding is bedoeld, dan ontbreekt een rechtens te respecteren belang bij (een beroep op) niet-ontvankelijkheid.
13. Van een staatwijziging of rechtsopvolging gedurende de procedure is in dit geval geen sprake. Dat betekent dat alleen Regionale Ambulance Voorziening Noord B.V., als procespartij in eerste aanleg, en niet (ook) Ambulancezorg tegen het vonnis in beroep kan komen. Vastgesteld kan worden dat Ambulancezorg tegen het vonnis in beroep is gekomen, zodat Ambulancezorg in beginsel niet-ontvankelijk is in haar appel.
14. Hetgeen hiervoor is overwogen lijdt evenwel uitzondering wanneer in de appeldagvaarding bij vergissing Ambulancezorg, en niet Regionale Ambulance Voorziening Noord B.V., als appellant is vermeld en [geïntimeerden] dat ook hebben moeten begrijpen. Die situatie doet zich, naar het oordeel van het hof, echter niet voor. Uit de inhoud van de appeldagvaarding volgt ook dat Ambulancezorg van oordeel is dat zij dezelfde rechtspersoon is als Regionale Ambulance Voorziening Noord B.V., dat zij zich als procespartij in eerste aanleg beschouwt, en dat derhalve bewust gekozen is voor een appel door Ambulancezorg en niet door Regionale Ambulance Voorziening Noord B.V. De omschrijving van de naam van appellant in de appeldagvaarding is ook precies gelijk aan de in de conclusie van repliek, in het kader van de poging tot rectificatie, gebruikte naam. Van een onjuiste vermelding van de naam van de procespartij in eerste aanleg als gevolg van een vergissing of verschrijving is dan ook geen sprake.
15. De slotsom is dat Ambulancezorg niet-ontvankelijk is in haar appel.
16. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Ambulancezorg veroordeeld worden in de proceskosten (salaris procureur 1 punt, tarief I).
De beslissing:
Het gerechtshof:
verklaart Ambulancezorg niet-ontvankelijk in haar appel;
veroordeelt Ambulancezorg in de proceskosten en bepaalt deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] gevallen, op € 632,00 aan salaris procureur en € 251,00 aan verschotten;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Rowel-van der Linde en De Hek, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 13 februari 2008 in bijzijn van de griffier.