ECLI:NL:GHLEE:2008:BC5102

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
700788
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Melssen
  • A. Bosch
  • J. Olthuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medische behandeling van minderjarige zonder ouderlijke toestemming

In deze zaak gaat het om de medische behandeling van een minderjarige, [de minderjarige], die op het moment van de uitspraak 13 jaar oud is. De moeder van [de minderjarige] heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Groningen aangevochten, waarin vervangende toestemming voor een medische behandeling werd verleend aan Bureau Jeugdzorg. De rechtbank had eerder bepaald dat noodzakelijke medische controles, waaronder een leverbiopsie of T2*MRI, uitgevoerd mochten worden. De moeder verzocht echter om de behandeling volgens de SQUID-methode, die zij eerder in Israël had ontvangen.

Het hof overweegt dat op basis van artikel 7:450 lid 2 BW een medische behandeling van een minderjarige van twaalf jaar of ouder zonder toestemming van de ouders kan plaatsvinden, mits de behandeling noodzakelijk is om ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen. Het hof stelt vast dat de artsen van [de minderjarige] haar adequaat hebben geïnformeerd over de voorgestelde behandeling en dat zij zelf ook een weloverwogen keuze kan maken. De artsen hebben voldaan aan hun informatieplicht, waardoor vervangende toestemming van de kinderrechter niet vereist is.

Het hof concludeert dat Bureau Jeugdzorg niet-ontvankelijk is in het inleidend verzoek, omdat de noodzakelijke toestemming voor de behandeling niet meer nodig is. De beslissing van de rechtbank wordt vernietigd, en het hof verklaart Bureau Jeugdzorg niet-ontvankelijk in hun verzoek. De uitspraak is gedaan op 25 februari 2008 door het Gerechtshof Leeuwarden, met de rechters M. Melssen, A. Bosch en J. Olthuis.

Uitspraak

Beschikking d.d. 25 februari 2008
Rekestnummer 0700788
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats appellante],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. A.H. Lanting,
advocaat mr. R.J. Skála,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Groningen,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Bureau Jeugdzorg.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 17 oktober 2007 heeft de rechtbank Groningen het verzoek van Bureau Jeugdzorg tot vervangende toestemming voor de medische behandeling van de minderjarige [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige]), geboren [in] 1994, toegewezen in die zin dat de noodzakelijke controles mogen worden uitgevoerd door middel van een leverbiopsie of een T2*MRI meting.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 14 november 2007, heeft de moeder verzocht de beschikking te vernietigen met bepaling dat [de minderjarige] behandeld dient te worden volgens de SQUID methode, dan wel de T2*MRI, kosten rechtens.
Hoewel hiertoe in de gelegenheid gesteld, heeft Bureau Jeugdzorg geen verweerschrift ingediend.
Op 14 december 2007 is [de minderjarige] gehoord door een raadsheer-commissaris.
Ter zitting van 17 december 2007 is de zaak behandeld.
De beoordeling
1. Art. 1:264 Burgerlijk Wetboek bepaalt dat indien een medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaren noodzakelijk is om ernstig gevaar voor diens gezondheid te voorkomen en de ouder die het gezag heeft zijn toestemming daarvoor weigert, deze toestemming op verzoek van de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg kan worden vervangen door die van de kinderrechter.
2. Een medische behandeling van een minderjarige van twaalf jaar of ouder maar jonger dan zestien jaar, zoals [de minderjarige] die op dit moment 13 jaar is, kan op basis van art. 7: 450 lid 2 BW echter zonder toestemming van de ouder(s) plaatsvinden indien de behandeling kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de minderjarige patiënt te voorkomen of indien de minderjarige - ook nadat zijn ouders toestemming hebben geweigerd - de behandeling weloverwogen blijft wensen. Vervangende toestemming van de kinderrechter is dan niet vereist.
3. Niet in geschil is dat [de minderjarige] als gevolg van haar ziekte Bèta thalassemie major levenslang afhankelijk is van bloedtransfusies en dat het vanwege de toxische ijzerstapeling die de bloedtransfusies veroorzaken noodzakelijk is dat zij een "chelatie" therapie (ontijzering) dient te ondergaan. Het verschil van mening betreft de vraag welke behandeling daarbij toegepast dient te worden.
Volgens de moeder werd [de minderjarige] in de periode dat zij met de moeder in Israël woonde, behandeld en gecontroleerd volgens de SQUID-methode. De moeder wil dat [de minderjarige] die behandeling weer gaat ontvangen. De moeder heeft haar toestemming voor verrichtingen ter uitvoering van de door [de behandelaar], de behandelaar van [de minderjarige] in de kinderkliniek van het UMCG aangeboden behandelingsovereenkomst geweigerd.
4. [De behandelaar] wil de behandeling van [de minderjarige] traditioneel voortzetten. Dat betekent dat [de minderjarige] om de drie weken een bloedtransfusie krijgt en een leverbiopsie. Het rapport van 25 juni 2007 van de door de kinderrechter aangewezen deskundige [de deskundige], vermeldt dat de behandelingsstrategie om de ijzerstapeling te volgen door middel van een leverbiopt tot op heden geldt als standaardprocedure en niet achterhaald is. Het alternatief T2*MRI is eveneens zeer actueel en niet invasief. Volgens [de deskundige] is de door [de behandelaar] aangeboden behandeling de beste die [de minderjarige] in Nederland kan krijgen.
5. De moeder heeft bestreden dat [de minderjarige] de huidige behandeling weloverwogen blijft wensen.
6. Daar staat tegenover dat [de minderjarige] in haar gesprek met de raadsheer-commissaris heeft aangegeven te beseffen dat de behandeling die de moeder wenst en die in Israël uitgevoerd kan worden, minder ingrijpend is dan de behandeling die zij op dit moment ondergaat. [de minderjarige] heeft daarbij echter tevens laten weten dat zij in Nederland behandeld wil blijven worden en niet in Israël.
7. De stelling van de moeder dat [de minderjarige] onder druk gezet is en niet de vrijheid heeft om te kiezen en te spreken zoals zij zich wenst, zal het hof buiten beschouwing laten, omdat die onvoldoende onderbouwd is.
8. Het is op basis van art. 7:448 BW de plicht van de artsen van [de minderjarige] om haar adequaat te informeren over de voorgestelde behandeling en de ontwikkelingen omtrent het onderzoek, de behandeling en haar gezondheidstoestand (informed consent). Daarna dient [de minderjarige] vervolgens met de artsen een afweging te maken. Het hof gaat ervan uit dat de artsen aan hun informatieplicht hebben voldaan. Voor zover de artsen hun informatieplicht nog niet (geheel) hebben vervuld, rust deze plicht nog op hen. Aldus is vervangende toestemming van de kinderrechter voor de medische behandeling van [de minderjarige] niet noodzakelijk. Bureau Jeugdzorg kan daarom niet in het inleidend verzoek worden ontvangen.
De slotsom
9. Gelet op het vorenoverwogene zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
verklaart Bureau Jeugdzorg niet-ontvankelijk in het inleidend verzoek.
Aldus gegeven door mrs. Melssen, voorzitter, Bosch en Olthuis, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van maandag 25 februari 2008 in bijzijn van de griffier.