ECLI:NL:GHLEE:2008:BC5923

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
600123
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Kuiper
  • J. Breemhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over vochtproblematiek en schade aan schoenencollectie in gehuurd bedrijfspand

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de schade aan de schoenencollectie van [appellant], handelende onder de naam Artico Schoenmode, centraal. De zaak betreft een hoger beroep tegen eerdere vonnissen waarin de vochtproblematiek in het gehuurde bedrijfspand van [appellant] door [geïntimeerde] werd betwist. De getuigenverklaringen in contra-enquête gaven aan dat na sluitingstijd de verlichting in de winkelruimte van [appellant] uit was, met uitzondering van de etalage. [appellant] stelde dat er naast de etalagelampen ook andere lampen brandden, maar deze verklaring werd niet door ander bewijs ondersteund. Dit leidde tot twijfels over de temperatuur in de winkelruimte en de impact daarvan op de vochtigheid en de schade aan de schoenen.

Het hof oordeelde dat de deskundigenrapporten onvoldoende bewijs boden voor het causale verband tussen de vochtproblematiek en de schade aan de schoenencollectie. De deskundigen hadden aangenomen dat de temperatuur in de winkelruimte slechts in geringe mate zou dalen, maar het hof vond deze aanname onwaarschijnlijk. De twijfels over de temperatuurdaling en de gevolgen daarvan voor de luchtvochtigheid werden niet weggenomen door het door [appellant] ingebrachte bewijs. Het hof concludeerde dat het opgedragen bewijs niet was geleverd en dat de eerdere vonnissen, die de claims van [appellant] afwezen, moesten worden bekrachtigd.

De uitspraak van het hof leidde tot de veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, waarbij de kosten aan de zijde van [geïntimeerde] werden begroot op € 398,-- aan verschotten en € 4.893,-- aan salaris voor de procureur. De zaak illustreert de noodzaak van voldoende bewijs bij het stellen van claims in civiele procedures, vooral wanneer het gaat om schadevergoeding op basis van deskundigenrapporten.

Uitspraak

Arrest d.d. 5 maart 2008
Rolnummer 0600123
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
handelende onder de naam Artico Schoenmode,
zaakdoende en mede woonplaats hebbende te Groningen,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr. J.V. van Ophem,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. S. Maakal.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 11 april 2007 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ter voldoening aan de hem bij bedoeld tussenarrest gegeven bewijsopdracht heeft [appellant] zelf, als partijgetuige, een verklaring afgelegd. Daarnaast heeft hij [getuige 1 en getuige 2] als getuigen doen horen. In contra-enquête heeft [geïntimeerde] zelf als getuige een verklaring afgelegd en heeft hij zijn dochter [de dochter] en zijn advocaar [de advocaat] als zodanig doen horen.
[appellant] heeft een maquette van het betreffende winkelpand ter griffie van het hof gedeponeerd.
[appellant] heeft een akte genomen, waarbij hij een viertal producties heeft overgelegd.
[geïntimeerde] heeft een antwoordakte genomen, waarin een e-mail bericht als productie is verwerkt.
[appellant] heeft bij akte, waarbij tevens een productie is overgelegd, op bedoeld e-mail bericht gereageerd.
Tenslotte hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Bij bedoeld tussenarrest is [appellant] toegelaten te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de schade die is ontstaan aan de schoenencollectie van [appellant] het gevolg is van de vochtoverlast in de kelder van het door [appellant] van [geïntimeerde] gehuurde bedrijfspand aan het [adres], zoals deze zich na 15 december 2001 heeft voorgedaan.
2. Het hof stelt voorop dat uit art. 164 lid 2 Rv volgt dat hetgeen door een partij-getuige, op wie de bewijslast rust, is verklaard geen bewijs te zijnen voordele kan opleveren indien geen aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij die partij-verklaring (voldoende) geloofwaardig maken.
3. De in contra-enquête gehoorde getuigen hebben alle drie verklaard dat na sluitingstijd in de winkelruimte van [appellant] de verlichting uit was en enkel nog de spotjes in de etalage brandden. Nu hetgeen [appellant] dienaangaande als partijgetuige (naast de etalagelampen van totaal 600 Watt, zouden er permanent tenminste nog lampen met een totaal van 700 Watt branden) heeft verklaard niet door enig ander bewijs wordt ondersteund, is allerminst komen vast te staan dat de temperatuur in de winkelruimte (en de daarmee in open verbinding staande magazijnruimte) - zoals de door de deskundigen van TNO ([deskundige 1 en deskundige 2]) is aangenomen - in de nacht, op zon- en feestdagen en tijdens vakanties slechts in geringe mate zou dalen. Dat laatste klemt temeer nu [appellant] heeft herhaald dat hij de zich in de winkel bevindende gaskachel eigenlijk nooit gebruikt, zodat de aanname in het deskundigenrapport ("bij lage temperatuur wordt de verwarming bijgeschakeld") onjuist is.
4. Daarmee ontvalt een zodanig essentiële pijler aan het deskundigenrapport dat dit rapport voor wat betreft het causale verband tussen de vochtproblematiek in de periode na 4 december 2001 en de door [appellant] gepretendeerde schade, geen verdere waarde heeft dan de daarin getrokken conclusie dat een stijging van de luchtvochtigheid met ongeveer 20 % in een tijdsbestek van ongeveer 48 uur schade aan de schoenvoorraad zou kunnen toebrengen (zie het antwoord op vraag 3 in het deskundigenrapport).
Weliswaar hebben de deskundigen in hun op verzoek van de rechtbank uitgebrachte rapport - in reactie op vraag 2 van [de advocaat] - aangegeven dat de temperatuurdaling bij geen verwarming slechts geleidelijk zal geschieden en dat het effect op de RV slechts beperkt zal zijn, maar het hof heeft in zijn tussenarrest van 11 april 2007 - onder overweging 19 - reeds aangegeven het onwaarschijnlijk te achten dat er - onder de daar geschetste omstandigheden - niet sprake zou kunnen zijn van een stevige temperatuurdaling binnen enkele dagen. De ernstige twijfels op dat punt zijn door het door [appellant] bijgebrachte bewijs allerminst weggenomen.
5. Dat de schoenen de schade hebben opgelopen tengevolge van een sterke stijging van de luchtvochtigheid, welke het gevolg is van een sterke daling van de temperatuur in de winkel- /magazijnruimte binnen een tijdsbestek van 48 uur, acht het hof dan ook bepaald niet uitgesloten.
6. Het hiervoor overwogene leidt op zich al tot de conclusie dat het opgedragen bewijs niet is geleverd, zodat verdere bespreking van het bijgebrachte bewijs achterwege kan blijven.
7. Ook de overige grieven zijn derhalve vruchteloos opgeworpen.
De slotsom.
8. De vonnissen waarvan beroep dienen te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant], als de in het ongelijk te stellen partij, in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris procureur: 3 punten, tarief IV).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de vonnissen van 19 maart 2003, 28 april 2004 en 16 november 2005, waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op € 398,-- aan verschotten (inclusief € 150,-- aan taxe voor de getuige [de d[geïntimeerde]) en € 4.893,-- aan salaris voor de procureur.
Aldus gewezen door mr Mollema, voorzitter en mrs Kuiper en Breemhaar, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 5 maart 2008 in bijzijn van de griffier.