ECLI:NL:GHLEE:2008:BC6451

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
800143
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Bosch
  • A. Melssen
  • M.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de plaatsing van een minderjarige in een gesloten setting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 maart 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de plaatsing van een minderjarige in een gesloten setting. De kinderrechter had eerder op 20 februari 2008 de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd tot 22 maart 2008. De Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland (BJZ) had verzocht om verlenging van de uithuisplaatsing tot 22 november 2008, maar het hof oordeelde dat de minderjarige al meer dan een jaar in een gesloten instelling verbleef zonder adequate behandeling. Het hof concludeerde dat de gezinsvoogdij-instelling onvoldoende uitvoering had gegeven aan de opdracht van de kinderrechter om een vervolgplek voor de minderjarige te onderzoeken. Het hof vond dat de belangen van de minderjarige, die niet onredelijk lang van zijn vrijheid beroofd mocht worden, zwaarder wogen dan de noodzaak van verdere plaatsing in gesloten jeugdzorg. De beslissing van de kinderrechter werd bekrachtigd, en het hof bepaalde dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van een verantwoorde opvoeding en de noodzaak om de rechten van minderjarigen te waarborgen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 12 maart 2008
Rekestnummer 0800143
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland,
gevestigd te Leeuwarden,
appellante,
hierna te noemen: BJZ,
tegen
[de minderjarige],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de minderjarige,
procureur mr. A.H. Horstman,
Belanghebbenden:
1. [de moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
2. [de stiefvader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de stiefvader,
3. [de vader ],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna te noemen: de vader,
4. De raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Leeuwarden,
hierna te noemen: de raad.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 20 februari 2008 heeft de kinderrechter in de rechtbank te Leeuwarden de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van de minderjarige [de minderjarige ], geboren [in 1993], met ingang van 22 februari 2008 verlengd tot 22 maart 2008. Voorts heeft de kinderrechter bepaald dat de machtiging tenuitvoer kan worden gelegd in een jusititële jeugdinrichting.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 22 februari 2008, heeft BJZ verzocht de beschikking van 20 februari 2008 te vernietigen en opnieuw beslissende de verzochte verlenging uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg alsnog te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 22 november 2008.
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 3 maart 2008, heeft de minderjarige het verzoek bestreden en verzocht het door BJZ ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dat beroep af te wijzen, met veroordeling van BJZ in de kosten van de procedure.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van de moeder d.d. 25 februari 2008, met bijlage, ingekomen ter griffie op 3 maart 2008, en brieven van BJZ d.d. 3 maart 2008, met bijlage en d.d. 4 maart 2008, met bijlage.
Ter zitting van 5 maart 2008 is de zaak behandeld. Verschenen zijn namens BJZ [medewerker BJZ] en [gezinsvoogd], gezinsvoogd, de minderjarige, bijgestaan door mr. A.H. Horstman, de moeder, de stiefvader en namens de raad [medewerker raad ].
De beoordeling
Het wettelijk criterium
1. De duur van de machtiging tot plaatsing in accommodatie voor gesloten jeugdzorg kan worden verlengd indien naar het oordeel van de rechter de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
Het oordeel
2. Het hof is, op grond van de thans aan het hof ter beschikking staande gegevens, van oordeel dat voldoende duidelijk is gebleken dat de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in gesloten jeugdzorg in beginsel noodzakelijk blijven om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Het verzoek tot het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing gesloten jeugdzorg kan daarom in beginsel worden toegewezen.
3. De minderjarige heeft geen bezwaar gemaakt tegen de (motivering en de) beslissing van de kinderrechter, tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tot 22 maart 2008, waarbij de kinderrechter heeft bepaald dat de machtiging tenuitvoer kan worden gelegd in een justitiële jeugdinrichting.
4. De kinderrechter heeft in de beslissing van 21 november 2007, waarbij de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige werd verlengd tot 22 februari 2008, overwogen dat in de korte periode van de verlenging onderzocht moest worden wat voor de minderjarige een vervolgplek, van een gesloten naar een besloten setting, zou zijn en per wanneer hij daar terecht zou kunnen.
5. Uit de stukken in het dossier en de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat, in weerwil van voormelde opdracht van de kinderrechter, niet is onderzocht wat voor de minderjarige een geschikte vervolgplek zou zijn, althans niet is gebleken dat zulks wél is geschied. Weliswaar blijkt dat met enige regelmaat plannen worden geopperd om met een behandeling van de minderjarige aan te vangen, maar vele malen blijkt daar niets of vrijwel niets van terecht te komen. Niet gebleken is dat dit het gevolg is van (negatief) gedrag van de minderjarige, dan wel van omstandigheden die in de invloedsfeer van hem en/of de ouders liggen. Van een consequente of voortvarende behandeling van de minderjarige is nauwelijks sprake en naar een vervolgplek in een besloten setting is feitelijk niet gezocht.
6. Het hof is met de kinderrechter van oordeel dat, nu in weerwil van de opdracht van de kinderrecher in de periode na november 2007 niet is gezocht naar een vervolgplek voor de minderjarige, een langer voortdurende plaatsing van de minderjarige binnen de gesloten jeugdzorg het mogelijk zou maken dat hij weer zonder perspectief voor lange tijd wordt opgesloten.
7. Het hof is van oordeel dat bij de afweging van enerzijds het belang van de minderjarige om in het kader van een verantwoorde opvoeding en verzorging in een gesloten setting te worden geplaatst en anderzijds het belang van de minderjarige om niet onredelijk lang van zijn vrijheid te worden beroofd, thans het belang van de vrijheid van de minderjarige prevaleert. De beschikking waarvan beroep moet om die reden worden bekrachtigd.
Slotsom
8. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
9. Nu het in deze zaak gaat om de belangen van een minderjarig kind, de moeder met het gezag is belast en de gezinsvoogdij-instelling met het toezicht, ziet het hof aanleiding de kosten van het geding in hoger beroep te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Het gerechtshof
De beslissing:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep,
bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten van het geding in hoger beroep draagt.
Aldus gegeven door mrs. Bosch, voorzitter, Melssen en Van der Meer, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 12 maart 2008 in bijzijn van de griffier.