ECLI:NL:GHLEE:2008:BC6644

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
800102
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Melssen
  • A. Onnes-Wind
  • J. Kuiken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uithuisplaatsing van minderjarige onder de Wet op de Jeugdzorg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een minderjarige, aangeduid als [appellant], tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Groningen. De kinderrechter had op 21 november 2007 de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [appellant], geboren in 1991, verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 16 maart 2008. De minderjarige was eerder op 30 mei 2007 al in een justitiële jeugdinrichting geplaatst. De Wet op de Jeugdzorg, die op 1 januari 2008 in werking trad, vereist een uitdrukkelijke machtiging voor het uithuisplaatsen van een minderjarige. Het hof oordeelt dat er in dit geval geen dergelijke machtiging aanwezig is, waardoor [appellant] niet ontvankelijk kan worden verklaard in zijn hoger beroep. Het hof benadrukt dat de minderjarige onbekwaam is om in rechte op te treden, behoudens de in de wet genoemde uitzonderingen, die hier niet van toepassing zijn. De beslissing van het hof is dat [appellant] niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep, en dit werd uitgesproken op 12 maart 2008.

Uitspraak

Beschikking d.d. 12 maart 2008
Rekestnummer 0800102
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
procureur mr. P. van der Sluis,
advocaat mr. P. Rietberg,
tegen
Bureau Jeugdzorg Groningen,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Bureau Jeugdzorg,
Belanghebbende:
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder],
hierna te noemen: de moeder.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 21 november 2007 heeft de kinderrechter in de rechtbank Groningen de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [appellant] (hierna: [appellant]), geboren [in] 1991, in een dag en nacht opvang met ingang van 16 december 2007 verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling (tot 16 maart 2008).
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 5 februari 2008, heeft [appellant] verzocht de beschikking van 21 november 2007 te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek tot het verlenen van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 19 februari 2008, heeft Bureau Jeugdzorg het verzoek bestreden.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief d.d. 21 februari 2008 met bijlagen, van Bureau Jeugdzorg.
Ter zitting van 4 maart 2008 is de zaak behandeld.
De beoordeling
1. De kinderrechter in de rechtbank Groningen heeft op 30 mei 2007 een machtiging tot uithuisplaatsing van [appellant] in een justitiële jeugdinrichting verleend met ingang van 16 juni 2007 tot 16 december 2007. Op 2 november 2007 heeft Bureau Jeugdzorg de rechtbank verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [appellant] gedurende dag en nacht te verlenen. In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter vervolgens zoals gezegd een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [appellant] in een dag en nacht opvang van 16 december 2007 tot 16 maart 2008.
2. Sinds 1 januari 2008 is de gewijzigde Wet op de Jeugdzorg (hierna: Wjz) in werking getreden. Art. 29b juncto art. 29k Wjz brengt mee, dat om een minderjarige jeugdige dan wel een jeugdige die leeftijd van 21 jaren nog niet heeft bereikt uit huis te plaatsen in een accommodatie van een zorgaanbieder waarbinnen jeugdzorg binnen een gesloten kader wordt geboden dan wel in een justitiële jeugdinrichting, een uitdrukkelijke machtiging vereist is. Van een dergelijke machtiging is in casu echter geen sprake. Dit leidt ertoe dat [appellant] in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Hij is immers als minderjarige onbekwaam om in rechte op te treden behoudens de in de wet genoemde uitzonderingen, waarvan in het onderhavige geval geen sprake is. Hierbij merkt het hof op dat de in art. 29a lid 2 Wjz genoemde situatie zich hier niet voordoet.
Slotsom
3. Gelet op het bovenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de minderjarige [appellant], geboren [in] 1991, niet ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Aldus gegeven door mrs. Melssen, voorzitter, Onnes-Wind en Kuiken, raden en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 12 maart 2008 in het bijzijn van de griffier.